76
Dit prae-atlvies kwam ter tafel in uwe vergadering van den 5. Sep
tember 1905. Wij wezen U erop, dat bij het tot stand komen en
exploiteeren van de verschillende trammen in deze gemeente geen
geldelijke steun verleend was, zoodat een precedent niet bestond.
Voorts gaven wij U in overweging, in dien zin op adressant's ver
zoek te beschikken, dat op geldelijken steun van de zijde dezer
gemeente niet te rekenen was, doch wanneer enkel eene concessie
aanvrage zou gedaan worden, deze een punt van nauwgezet onder
zoek zou uitmaken.
De heer Bloemarts zette breedvoerig uiteen, dat door hem het tot
standkomen der voorgedragen tramverbinding werd geacht te zijn in
het belang der gemeente, en wenschte, dat Breda zou deelnemen
aan de ter zake voorgenomen conferentie van de burgemeesters der
betrokken gemeenten.
Nadien werd besloten het voorstel van burgemeester en wethouders
aan te houden.
In een nader adres, ingekomen in uwe vergadering van den 21.
October 1905, verzocht de heer Van Marle toezegging te doen tot
deelneming in het aandeelenkapitaa! der op te richten naamlooze
vennootschap tot een bedrag van f 37 500,in aandeelen, die eerst
voor dividend-uilkeering in aanmerking komen, wanneer op de overige
aandeelen 4°0 dividend zal zijn uitgekeerd.
Besloten werd dit adres ter visie te leggen voor de raadsleden.
De zaak kwam opnieuw aan de orde in uwe vergadering van 9
December 1905, toen wij U, in een nader schrijven, onder aanvoering
van redenen, in overweging gaven, onafhankelijk van het al of niet
toekennen van subsidie, op het adres van den heer Van Marle oni
concessie afwijzend te beschikken, in afwachting van de nadere
voorstellen, welke van den directeur der Zuider-Stoomtramweginaat-
schappij zouden ontvangen worden.
Zonder bedenking werd daartoe door U besloten.
5 SEPTEMBER.
XLIV. Ter zake i. m. genoemd werd in uwe vergadering van den 5. Sep-
verbetering van tember gelezen ons volgend schrijven:
het carillon in den j
grooten toren en „Bij de behandeling der gemeente-begrooting, dienst 1905, in de
ran mlnuuTwfrTrs „vergadering van 12 November 1904, werd door uw medelid, den
op dc wijzerplaten j)eer jhr mr Reigersman, de aandacht gevestigd op het uurwerk
„in den grooten toren, en de wenschelijkheid uitgesproken, dat de
„wijzerplaat zou voorzien worden van een minuutwijzer. Tevens