91 «Ik heb U gekend in uw jongelingstijd als zeer bevattelijk en «ijverig en wist, naar hetgeen U presteerde, wat U kon. «Toen U te Brccla terugkwam, benoemde men U al zeer spoedig «tot lid van den raad en behoorde U weldra tot de ijverigste «raadsleden. Na betrekkelijk korten tijd raadslid te zijn geweest, «verkoos men U tot wethouder en ook toen hebt gij in die be strekking gegeven wat mogelijk was. «Eindelijk werdt gij tot burgemeester benoemd en wat heeft men «toen Breda zien juichen bij die benoeming. In al die jaren, dat ge «vrij gebleven zijt van de ziekte, welke U thans noopt uw ontslag «te hemen, hebt ge heelwat voor Breda gedaan. «Al datgene op te noemen, wat onder uw wijs bestuur is tot «stand gekomen, is niet mogelijk. Ik wil dan ook maar een greep «doen uit de massa, b. v. de gemeente-reiniging en de waterleiding, «om te doen zien, dat Breda zeer veel aan U te danken heeft. «Thans gaat gij ons verlaten tot onze groote spijt. Ik spreek «dan ook den wensch uit van ons allen, dat de kwaal, welke U «thans tot heengaan noopt, door rust moge worden overwonnen, «en ik geef U de verzekering, dat wij allen U de achting zullen «blijven toedragen, welke wij als burgemeester voor U gehad hebben. «Mijnheer de voorzitter! het ga U wel; ik hoop dat uw gezond- «heidstoestand zal verbeteren en dat U tot in hoogen leeftijd altijd «met genoegen zult mogen terugdenken aan hetgeen onder uwe «leiding in Breda is tot stand gebracht." De burgemeester dankte den heer Heijlaerts voor diens waardee- rende woorden en stelde zich voor, in de volgende vergadering meer uitvoerig te kunnen antwoorden. Dit geschiedde in de zitting van 22 Juni 1907. Na voorlezing van het koninklijk besluit, waarbij den burgemeester eervol ontslag werd verleend tegen 1 Juli 1907. onder dankbetuiging voor de goede diensten in die betrekking bewezen, sprak de burge meester het volgende «De laatste maal, dat ik uwe vergadering als burgemeester zal «voorzitten, wensch ik een kort woord tot afscheid tot U te richten. «Veertien jaren is het geleden, dat ik van deze zelfde plaats U het eerst als burgemeester mocht toespreken. »Niet als vreemdeling zeide ik toen hum ik in uw midden vintegendeelhveu en twintig jaren heb ih met U als raadslid en vals wethouder mogen samenwerken en heb ih mijn aandeel met IJ

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1907 | | pagina 138