129
De uitkeering, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 9wordt voor
elke gemeente over 1906 en volgende jaren verminderd met het verschil
tusschen de somwaarop zij krachtens art. 45 1° sub a der wet op
het lager onderwijsbij voorschot over 1905aanspraak zou hebben
gehaden de som waarop zij over dat jaar bij voorschot aanspraak
had volgens art. 451° sub a en b dier wetzooals dat artikel was
vastgesteld bij de wet van 24 Juni 1901 Staatsblad no. 187J.
De gemeente-begrooting, dienst 1907, werd vastgesteld in inkom
sten en uitgaven op een bedrag van f731'177,42 en goedgekeurd
bij besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 31
December 1906, G, no. 326.
Opcenten werden geheven
a. 40 op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigen
dommen.
b. 10 op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigen
dommen.
c. 50 op de hoofdsom der personeele belasting.
De in het openbaar verpachte staanplaatsen ter gelegenheid van
kermis brachten op f 4435,81(Zie omtrent het afschaffen van eene
der beide kermissen het vermelde onder no. XIII, Voornaamste in
den gemeenteraad behandelde onderwerpen).
II.
Schuldaflossing.
a. van eene schuldbekentenis groot f 1000,3°/0, van de
geconverteerde oude schuld, tegen 883/9 °/0.
b. zijn uitgeloot 20 aandeelen, elk groot f 1000,van de
leening groot f 1000 000,—3>/3 betaalbaar op 1 Januari
1908, volgens het plan dier leening.
c. zijn uitgeloot 5 aandeelen, elk groot f '1000, van de leening,
groot f 500 000,3i/3 °/0, volgens het plan dier leening.
d. zijn uitgeloot twee schuldbekentenissen, elk groot f1000,
3V30,ü, van de leening 1897, rijkspostspaarbank, groot
f120 000,—.
e. zijn uitgeloot twee schuldbekentenissen, elk groot f1000,
4°/0, van de leening 1900, rijkspostspaarbank, groot f140000,
9