XX
TER HERINNERING.
Nadat dit geschied was, nam de gemeente-secretaris, de heer A. R.
Vermeulen, het woord en zeide
„Hoog schat ik het voorrecht, dat mij in hoedanigheid van secretaris
„te beurt valt, U als gouden jubilaris te mogen begroeten. Inderdaad
„ben ik er trotsch op, dat uw merkwaardig ambtsjubileum gevierd
„wordt, tijdens ik de eer heb aan het hoofd der gemeente-secretarie
„te staan.
„Niet sta ik als vreemdeling voor U. Zelf tot de veteranen der ge
beente-ambtenaren behoorende, kan ik den verren dag in mijn geheugen
„terughalen, dat door U de eerste stap gedaan werd op de breede baan
„der gemeente-administratie en heb ik schier den ganschen loop kunnen
„volgen van uw ambtelijk leven, zoo rijk aan datgene wat den ambtenaar
„tot sieraad is.
„Groot zijn de plichten van den ambtenaar, maar ook groot is de
„eer de gemeente te dienen. En hiervan zijt gij U steeds ten volle
„bewust geweest. Niet volbracht gij uwe taak, alsof het werken U een
„last ware; neen, met lust en ijver, met toewijding en liefde werktet
„gij dag aan dag, te morgen en vaak te avond, nu vijftig jaren achtereen,
„wat dank en eerbied afdwingt.
„Ongetwijfeld zal heden veel in uw hoofd omgaan. Gij zult de wijde
„tijdruimte, welke achter U ligt, doorstaren en vergelijken het verleden
„met het heden. Zij zullen U in herinnering komen al degenen, die in
„1857 bestuurderen en ambtenaren van de gemeente waren. En van
„hen allen, van die geheele vroegere generatie, zijt gij de éénig over
geblevene gij, thans vóór mij staande, ja, gevorderd in jaren, maar
„nog kloek en levenskrachtig, frisch van geest, vol levensmoed en
„levenslust. En dat juist maakt dezen dag te meer merkwaardig en
„verblijdend.
„Hulde en dank breng ik U op uw zeldzaam, uw heuglijk jubelfeest'
„en wil dit geschenk, als eene persoonlijke uiting mijner gevoelens
jegens U, tot aandenken aanvaarden.
„Ware burgerdeugd schittert in U uit en omkranst in volle schoon
heid de eerbiedwaardige reeks van jaren, door U in dienst van de
„door ons allen geliefde gemeente Breda doorgebracht. De gemeente
Bredaals zoodanig, eert U, omdat ook gij haar, door onwankelbare
„trouw, door onverdroten werkzaamheid tot eer gestrekt hebt. En de
„geheele bevolking van Breda eert U, omdat gij steeds voor allen waart
„de vriendelijke, de hulpvaardige, de sympathieke ambtenaar. Uw
„gouden ambtskroon, versierd met het Koninklijk ridderkruis, is dan
„ook inderdaad eene gloriekroon, eene onverwelkbare kroon van eere
„en van verdiensten.
„Moge zij U ziedaar mijn hartelijke wensch tot luister en vreugde
„zijn tot in hoogen ouderdom