u 11,1 191 geen mindere dikke dan 22 c.M. van andere ruimten zijn afgescheiden en mag geen gemeenschap hebben met woon- of slaapvertrekken, met een privaat of met een stal. b. De muren in de slachtplaats moeten tot op eene hoogte van ten minste 2 Mgemeten van den vloer der slachtplaats, met witte verglaasde tegels zijn bezet of ter dikte van 1,5 c.M. met sterke cementspecie worden bepleisterd, de daarboven gelegen muurvlakten moeten wit gepleisterd zijn en de zoldering voorzien zijn van een gestucadoord plafond. c. De vloer moet vervaardigd zijn van een laag beton van minstens 15 c.M. dik, van boven vlak in cement afgepleisterd, ter dikte van 1,5 c.M. d. De vloer moet hebben een voldoende helling, zoodat bloed en afval kunnen worden afgespoeld naar een gemetselden waterdichten put, groot ten minste 0,40 X 0,40 M en diep ten minste 0,60 M.binnenwerks gemeten. e. Behalve bovengenoemde put moet er zijn een waterdicht bewerkte zinkput, ingericht volgens de bepalingen van art. 55 der bouwverordening, loozende in een waterdicht riool, dat met het gemeenteriool in verbinding is gebracht. In de slachtplaats moet een kraan aanwezig zijn, water gevende uit de buizen der gemeente-waterleiding. f). De oppervlakte van den vloer der slachtplaats moet minstens bedragen 20 M3. h. De slachtplaats moet minstens 3 M. hoog zijn. i. De verlichting der slachtplaats moet geschieden door licht ramen van ongekleurd glas, of door deuren, gedeeltelijk bestaande uit zoodanig glas, in de buitenlucht uitkomende en te zamen eene oppervlakte hebbende van minstens 1/6 gedeelte van de oppervlakte van den vloer. Tot op eene hoogte van 2 M., gemeten uit het peil der straat, moet het glas ondoorzichtig zijn. j. Ten behoeve der luchtverversching moet minstens 1/3 gedeelte van de voorgeschreven minimum-oppervlakte van den in sub i genoemden luchttoevoer, ten allen tijde geopend kunnen worden. Tot wering van insecten moeten die openingen van gaaswerk zijn voorzien. k. De bloedput, sub d genoemd, en de slachtplaats moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1907 | | pagina 238