TER HERINNERING. XXIII „Ontvang ook, geachte jubilaris, mijn' hartelijken gelulrwensch met „de Koninklijke onderscheiding, die U op dezen feestdag te beurt viel. „Ik houd me overtuigd, dat die hooge onderscheiding en de plechtige „wijze, waarop door het gemeentebestuur uw gouden jubil: heden „herdacht wordt, in niet geringe mate er toe zullen bijdragen, dat deze „luisterrijke feestdag voor U zal blijven een onvergetelijke dag. „En ten slotte, geachte jubilaris, zij het mij vergund, een woord van „gelukwensch te richten tot mevrouw uwe echtgenoote en uwe kinderen. „Mevrouw Blaeser, dames en heeren, ik feliciteer U van ganscher harte „met het feest, dat uw man en vader het geluk heeft heden te mogen „beleven. Ik hoop, dat U het voorrecht zult hebben U nog vele jaren „te mogen verheugen in het gelukkig bezit van den gouden jubilaris." üe heer L. Kamerling, majoor-commandant der schutterij, trad daarna naar voren en dankte den heer Blaeser, ook namens het corps officieren, voor al het vele, dat deze, in zijne hoedanigheid van len luitenant kwartiermeester, gedurende ruim 20 jaren, voor de schutterij gedaan had. „Nog enkele dagen" zeide spreker „en de schutterij zal „niet meer bestaan. Wij hebben lang samengewerkt en ik heb U en „uw werk steeds kunnen waardeeren. Ik weet, hoe pijnlijk het voor „U geweest is, toen gij genoodzaakt werd uw ontslag uit den schutterij- dienst te nemen en ik weet ook, hoevele moeielijkheden gij voor de „zoo verachte en verguisde schutterij hebt te overwinnen gehad. De „Koningin heeft uwe verdiensten met het ridderkruis beloond. Ik wensch „U hartelijk geluk, dank U voor de goede diensten ons bewezen en „hoop, dat gij nog vele jaren zult kunnen genieten van ons geschenk, „dat gij bij uwe thuiskomst zult aantreffen." (Dit geschenk bestaat uit een fraaien leuningstoel). De gouden jubilaris, zichtbaar aangedaan, nam daarop het woord en sprak de aanwezigen als volgt toe „Mijnheer de burgemeester, heeren wethouders, secretaris, leden van „den raad en allen, die hier tegenwoordig zijt, ik dank U uit den grond „van mijn hart voor al hetgeen gij mij op dit heuglijk feest bereid „hebt. Ik vertrouw wel, dat ik steeds mijn best gedaan heb voor de „stad. Ik heb, als ik iets noodig had, van heeren burgemeester en „wethouders steeds gekregen wat ik vroeg en ik ben hun daar zeer „dankbaar voor. „Met U, mijnheer de burgemeester, heb ik samengewerkt, toen U nog „wethouder waart. U zijt de vierde burgemeester, dien ik thans boven „mij heb. Ik zal mijn best blijven doen en ik hoop, dat U er nog „lang getuige van moget zijn. „U allen dank ik nog eens recht hartelijk."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1907 | | pagina 23