194 3°. De ventilatie geschiedt door één of meer luchtkokers, elk van 9 d.M3. doorsnede, die minstens 100 c M. boven het hoogste punt van het dak uitsteken en door een of meer tuimelramen. 4°. De deur van de bewaarplaats mag alleen geopend worden tot het inbrengen en uithalen van lompen. 5°. In de bewaarplaats mogen alleen droge lompen en vodden worden geborgen en gesorteerd en daarin nimmer andere afval, beenderen, koehoorns, enz. worden bewaard. 6°. De lompen moeten in de bewaarplaats in drogen toestand gebracht en gehouden worden. 7°. De deuren en vensters moeten, in gesloten toestand, voldoende beschutting bieden tegen regen. 8°. Buiten de bewaarplaats mogen de lompen nimmer verwerkt, verpakt, bewaard of opgeslagen worden. 9°. De bevvaarplaats moet minstens eenmaal in de zes maanden geheel worden ontruimd en schoongemaakt. 10°. Op de eerste aanmaning van burgemeester en wethouders moeten bij het epidemisch heerschen van een of meer besmet telijke ziekten, al de in de bewaarplaats aanwezige lompen binnen den daarbij gestelden termijn verwijderd worden en de bewaarplaats worden gesloten, totdat deze ingevolge mededeeling van burgemeester en wethouders weder in gebruik mag worden genomen. 11°. De bewaarplaats moet, zoo dikwijls dit door burgemeester en wethouders gewenscht wordt, te hunnen genoegen worden ontsmet. 12°. Vuur of kunstlicht, onder welken vorm ook, mag niet aanwezig zijn. 13°. Bij het op- en afladen, vervoeren, enz, van balen, lompen of zakken, moet steeds de meest mogelijke voorzichtigheid worden in acht genomen, zoodat slaan en stompen en vallen der balen of zakken is uitgesloten en geen stof in de omgeving verspreid wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1907 | | pagina 241