V olkshuis vesting.
231
In 1907 zijn de redenen tot klagen echter nog niet verdwenen.
De aandacht der commissie blijft op deze zaak gevestigd.
2. Zie verslag 1905, hoofdstuk III, C 2.
Wederom ontving de commissie een klacht over den ondragelijken
stank, veroorzaakt door de verzameling van meststoffen op het erf
van den hovenier Claassen, Boschstraat 119.
De commissie deed onderzoek en bevond, dat door Claassen
werden overtreden de artikelen 70, 78 en 79 der algemeene politie
verordening en artikel 70 der bouwverordening.
Aan burgemeester en wethouders werd aanwijzing gedaan en
verzocht maatregelen te nemen.
Tengevolge hunner bemoeiingen maakte Claassen behoorlijke
bewaarplaatsen voor zijne mestverzamelingen, en werd aan de politie
gelast streng toe te zien, of de voorschriften der artikelen 78 en 79
van de algemeene politieverordening worden opgevolgd. (Deze
artikelen schrijven voor, dat landbouwers, hoveniers en tuinlieden
hunne secreet- of privaatputten niet mogen ledigen dan tusschen
elf uur des namiddags en vijf uur des voormiddags na vooraf
schriftelijk verlof bekomen te hebben van den commissaris van
politie en dat zij van de voorgenomen lediging minstens zes uren
te voren aan de bewoners der omliggende huizen, tot op een afstand
van vijftig meter, kennis moeten geven).
3. Van de gezondheidscommissie te Bctarn werd een afdruk
ontvangen van het schrijven door deze commissie gezonden aan
den hoofdinspecteur der volksgezondheid te Utrecht betreffende de
automobielen-stofplaag.
De Bredasche commissie deed aan den hoofdinspecteur te 's- Her
tog enbosch hetzelfde verzoek als door de Baarnsche commissie aan
zijn ambtgenoot te Utrecht werd gedaan, namelijk om de automo
bielen-stofplaag in eene vergadering van den centralen gezondheids
raad ter sprake te brengen.
D. Begraafplaatsen.
Hieromtrent is niets te vermelden
Hoofdstuk IV.
1. Zie verslag 1906 hoofdstuk IV, 2.
(Onteigening Nonnenveld).