Voorwaarden voor het oprichten eener slachterij.
249
Bijlage I. (Zie hiervoor bl. 240).
a. de slachtplaats moet rondom door een steenen muur van
geen mindere dikte dan 22 c.M. van andere ruimten zijn afgeschei
den en mag geen gemeenschap hebben met woon- of slaapvertrekken,
met een privaat of met een stal
b. de muren in de slachtplaats moeten tot op eene hoogte van
ten minste 2 M.gemeten van den vloer der slachtplaats, met witte
verglaasde tegels zijn bezet of ter dikte van '1,5 c.M. met sterke
cementspecie worden bepleisterd, de daarboven gelegen muurvlakken
moeten wit gepleisterd zijn en de zoldering voorzien zijn van een
gestukadoord plafond
c. de vloer moet vervaardigd zijn van eene laag beton van
minstens 15 c.M. dik, van boven vlak in cement afgepleisterd ter
dikte van 1,5 c.M
d. de vloer moet hebben eene voldoende helling, zoodat bloed en
afval kunnen worden weggespoeld naar een gemetselden waterdichten
put, groot ten minste 0,40 X 0,40 M. en diep ten minste 0,60 M.
binnenwerks gemeten
c. behalve bovengenoemde put moet er zijn een waterdicht
bewerkte zinkput, ingericht volgens de bepalingen van art. 55 der
bouwverordening, loozende in een waterdicht riool, dat met het
gemeente-riool in verbinding is gebracht
in de slachtplaats moet eene kraan aanwezig zijn, water gevende
uit de buizen der gemeente-waterleiding
(j. de oppervlakte van den vloer der slachtplaats moet minstens
bedragen 20 M'2.
h. de slachtplaats moet minstens 3 M. hoog zijn
i. de verlichting der slachtplaats moet geschieden door lichtramen
van ongekleurd glas, of door deuren, gedeeltelijk bestaande uit
zoodanig glas, in de buitenlucht uitkomende en te zamen eene
oppervlakte hebbende van minstens 1/6 gedeelte van de oppervlakte
van den vloer.
Tot op eene hoogte van 2 M.gemeten uit het peil der straat,
moet het glas ondoorzichtig zijn
ten behoeve der luchtverversching moet minstens 1/3 gedeelte
van de voorgeschreven minimum-oppervlakte van den sub i genoem
den lichttoevoer te allen tijde geopend kunnen worden.