387
Bredasche schutterij mag zich beroemen met de weinige middelen,
die haar door de oude en verouderde wet van 1827 ten dienste
stonden, steeds getoond te hebben, dat met ijver en trouwe plichts
betrachting van de schutterij te maken was een troep, die, ware 't
noodig geweest, in de gelederen van het leger had kunnen plaats
nemen.
De Bredasche schutterij heeft, in tegenstelling van zoovele uit
andere plaatsen, steeds een goed figuur gemaakt, waardoor zij
meermalen van opperofficieren een compliment mocht ontvangen.
Het bewustzijn, steeds zijn plicht gedaan te hebben, maakt het
afscheid van de veel gesmade, maar ons toch dierbare schutterij
gemakkelijker, en, al mogen wij niet langer behooren tot een der
legeronderdeelen, steeds zullen wij blijven aanhangers van Oranje
en trouwe vaderlanders.
Leve Koningin en Vaderland
Breda, 31 Juli 1907.
De kapiteinwaarnemend commandant
GERARD BLAESER.
Op 2 Augustus 1907, 's namiddags 2 uur, traden op het Stadserf
voor de laatste maal aan de nog overgebleven schutters onzer
gemeente, om, ingevolge order n'. 51 hiervoor, het vaandel in
handen te stellen van het gemeentebestuur.
De schutters, natuurlijk niet veel meer in aantal, werden verdeeld
in twee sectiën en gecommandeerd door den 1ste luitenant E. Jans-
sens en den 2de luitenant A. J. J. M. Wiercx, het geheel door
kapitein G. J. H. Blaeser.
Met de muziek aan het hoofd, onder leiding van den 2e-luitenant-
kapelmeester Louis P. Kriens, werd gemarcheerd naar den Delprat-
singel, waar halt en front werd gemaakt vóór de woning van den
majoor-commandant L. Kamerling.
Hier werd voor de laatste maal het vaandel door de schutterij in
ontvangst genomen en, nadat de majoor met den officier van gezond
heid dr. R. Brandsma en den niet ingedeelden 2de luitenant J. D.
Viruly hun plaatsen hadden ingenomen, werd naar de Groote Markt
gemarcheerd, waar vóór het stadhuis de overreiking zou plaats
vinden.