504 dat ook niet uit het oog mag worden verloren, dat wanneer het gebouw te eenigertijd zal moeten vervangen worden door een nieuw gebouw, de kolossale kosten daarvan zullen komen ten laste van de gemeente Breda dat het de aandacht heeft getrokken van het verzoekend bestuur, dat in het advies van heeren gedeputeerde staten aan uwe vergadering, dato 20 Juni 1907, G, n". 126, 1' afd., 2 bur., ter zake van het provinciaal subsidie '1906, ambachtsschool Bredawordt opgemerkt, dat de verhooging van subsidie voornamelijk haar oorzaak vindt in de verhooging der bezoldigingen van de leeraren, doch dat het wel nooclig is te dien aanzien erop te wijzen, dat die verhooging het gevolg is van noodzakelijke uitbreiding van onderwijskrachten, zooals blijkt uit het verslag van de commissie voor de ambachtsschool te Breda over 1906, waaruit het volgende wordt overgenomen vHet in de laatste jaren steeds tuenemend aantal leerlingen deed nhet samenstellen van den rooster van werkzaamheden hoe langer y>hoe moeielijker worden en moesten wijdoor nood gedwongen, een gedeelte van ons onderwijs, n.l. het lijnteekeneninkrimpen. Dat dit nop den duur niet te verdedigen was, behoeft geen beloog. Onze vmeeningdat door het oprichten der ambachtsschool te Tilburg »het aantal leerlingen belangrijk zou dalen, zagen wij niet bevestigd, vintegendeel, het aantal adspiranten voor den nieuwen cursus was ndit jaar grooter dan ooit te voren. Wij achtten dan ooii den tijd vgekomen, door uitbreiding van onderwijskrachten, votis lijnteekenonderwijs meer lot zijn recht te doen komen en hadden vhet genoegen een desbetrejfend voorstel door heeren burgemeester en wethouders te zien goedgekeurd, en werd op onze voordracht door vdat college, voorloopig voor den tijd van één jaar, tot onderwijzer vin het lijnteekenen aangesteld de heer L. A. van Dijk, bouwkundig vopzichter alhier dat door den legataris niet de beperkende bepaling is gesteld, dat de ambachtsschool uitsluitend zou strekken ten behoeve van leerlingen uit de gemeente Breda, doch ook in de uiterste wilsbe schikking niet is bepaald, dat buitenleerlingen absoluut behooren te worden toegelaten dat, om het daar gegeven onderwijs ook te doen strekken ten nutte van een ieder, die ervan gebruik wenscht te maken, de gemeente Breda steeds zoo vrijgevig is geweest ook leerlingen uit andere gemeenten op hare inrichting van onderwijs toe te laten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1907 | | pagina 551