507
De toestand van de ambachtsschool in 1907 wordt omschreven
in het volgend
VERSLAG van de commissie voor de
ambachtsschool (Legaat dr. Van Cooth)
over het jaar 1907.
Aan den raad der gemeente Breda.
Het is ons weder eene zeer aangename taak, naar aanleiding
van een tot ons gericht schrijven van heeren burgemeester en
wethouders van 2 Januari j l., U het verslag aan te bieden over
het afgeloopen jaar. Stellen wij voorop, dat wij ook in dit, ons
22 sedert de oprichting der school, bij vernieuwing den bloei
der aan onze zorgen toevertrouwde inrichting mogen consta-
teeren.
Van de commissie.
Waren wij in de laatste jaren eraan gewoon geraakt, ons
verslag aan te vangen met de mededeeling, dat in de samen
stelling der commissie geene verandering was gekomen, zoo
moeten wij van dit jaar van die gewoonte afwijken.
Het is uwen raad bekend, dat bij koninklijk besluit aan den
heer Ed. Guljé, met ingang van 1 Juli iyu7, eervol ontslag werd
verleend als burgemeester van Breda.
Art. 2, alinea 1, der verordening op de ambachtsschool wijst aan,
dat een lid van het dagelijksch bestuur der gemeente als voorzitter
fungeert, en het was dan ook ten gevolge dier bepaling, dat wij,
door het aan den heer Guljé verleende eervol ontslag, tegelijker
tijd onzen voorzitter moesten missen.
Het is hier de plaats om een kort woord te wijden ter eere
van hem, die de oprichter der school, de uitvoerder van den
uitersten wil van dr. Van Cooth mag genoemd worden. Reeds
als voorzitter der commissie van voorbereiding door den raad