529
A AR VERSLAG van de vereeniging Ste
delijk Museum voor geschiedenis en
oudheidkunde te Breda over het jaar
1907.
Om zich neder te zetten tot het schrijven van een jaarverslag,
wanneer men vooraf weet, dat dit, behoudens het goede dat te
vermelden valt, toch ook ernstige klachten zal moeten inhouden,
behoort niet tot de aangenaamste bezigheden.
Toch willen wij voldoen aan het bepaalde bij art. 6 onzer statuten
en lief en leed vermelden, zooals dat in het jaar 1907 door onze
vereeniging werd ondervonden, vertrouwende, dat het kenbaar maken
van wat, naar de meening van ons bestuur, eene geleidelijke ont
wikkeling van ons museum in den weg staat, het eerst aanleiding
kan geven tot verbetering.
Doch vermelden wij vooraf het vele goede, waaronder wij in de
eerste plaats mogen rekenen, dat in ons bestuur geene mutatiën
plaats hadden.
De heer A. J. A. Verschraage, die aan de beurt van aftreding
was, werd met algemeene stemmen herkozen en bleef derhalve het
bestuur samengesteld uit de heeren dr. J. F. Corstens, voorzitter,
J. R. van Iveppel, secretaris, E. P. J. de Wolf, conservator, J. A.
J. W. van Hal en A. J. A. Verschraage.
Of wegens de voortdurende ongesteldheid van onzen anders zoo
ijverigen medewerker, den heer Van Hal, eene aanvulling van het
bestuur met een of meerdere leden wenschelijk moet worden geacht,
zal nader worden overwogen.
Het aantal leden onderging weder eene kleine vermindering door
overlijden en vertrek uit de gemeente, waar tegenover ons de toe
treding als lid van burgemeester mr. E. P. van Lanschot ten zeerste
verblijdde.
Hoewel een getal van 42 leden beschamend weinig is, zoo valt
het niet te ontkennen, dat dit zeer veel zou toenemen, wanneer
meer bekendheid aan het museum kon worden gegeven.
Onder het goede, dat ons wedervoer, rekenen wij vooral ook de
vele aanwinsten, die wij in den loop van 1907 bij onze verzame
lingen mochten voegen.
Behalve tal van boek- en plaatwerken, druk- of teekenwerk en
vele kleinere voorwerpen, boekten we circa 60 nummers van meer
34