Toestand van water, bodem en lucht en hetgeen
tot verbetering daarvan is verricht.
R. Verzameling en afvoer en vuil, mestvaalten, goten, enz.
i8o
HOOFDSTUK III.
A. Waterloopen, slooten, enz,
1. Door burgemeester en wethouders werd advies verzocht aan
gaande de aanvrage van N. J. H. van Groenendaal, om hem toe te
staan regenwater, motorwater en keukenwater van een woonhuis
en werkplaats, gelegen aan het jaagpad voorbij de suikerfabriek
onder Prinsenhage, af te voeren door een rioolbuis naar de Mark.
De commissie verklaarde geen bezwaar te hebben tegen inwilliging,
mits daarbij werd bepaald, dat de vergunning slechts geldt, zoolang
in bedoelde werkplaats het timmerliedenbedrijf wordt uitgeoefend.
2. Zie C i van dit hoofdstuk.
1. Gang Zoutstraat. Zie verslag 1907, hoofdstuk III, B, 2, b.
De noodige verbeteringen werden aangebracht.
2. Opruimen door gemeente-reiniging van vuil op aan particu
lieren toebehoorende toegangswegen, pleintjes en plaatsjes van hofjes
en sloppen. (Zie verslag 1907, hoofdstuk III, B, 3).
Van burgemeester en wethouders ontving de commissie een
afschrift van een rapport der commissie van beheer der gemeente
reiniging, met den inhoud waarvan burgemeester en wethouders
verklaarden zich te vereenigen. In bedoeld rapport wordt o. a.
medegedeeld, „dat bij de reiniging een geregelde dienst bestaat van
twee middagen per week tot het schoonmaken van toegangswegen,
pleintjes, hoijes en sloppen. Ook worden op verzoek van eigenaren
of omwonenden ook wel vuile toestanden gereinigd, al is ook de
grond, waarop zich dat vuil bevindt, particulier gebied." De com
missie van beheer verklaart van meening te zijn, „dat, wanneer
mocht worden besloten om geregeld het vuil van particulier terrein
ongevraagd te doen opruimen, daarvoor een vaste dagdienst moet
worden ingesteld, wat natuurlijk uitbreiding van personeel en de
aankoop van een paard het gevolg zal zijn." De commissie „vreest
echter, dat het middel de kwaal zal verergeren, omdat de menschen,
die nu nog geregeld hun vuil aan de reinigingsmannen afgeven,