412 JAARVERSLAG van de vereeniging Ste delijk Museum voor geschiedenis en oudheidkunde te Breda over het jaar 1908. Met het vorig jaarverslag besloten wij het eerste lustrum onzer vereeniging en wezen daarin voornamelijk op het feit, dat onze verzamelingen dermate zijn aangegroeid, dat de daarvoor in gebruik zijnde localiteit als volstrekt onvoldoende moet worden geacht. Hoopvol daarentegen kunnen wij dit zesde jaarverslag aanvangen met de vermelding van het gegronde vooruitzicht, dat weldra onze collectiën in eene ruimere en voor het doel meer geschikte gelegen heid kunnen worden overgebracht. Dat de verdere bloei en ontwikkeling van het museum daarmede ten nauwste samenhangt, is voor iedereen duidelijk, die gezien heeft hoe ons tegenwoordig verblijf in den letterlijken zin is volgepropt en dankbaar voor de welwillende en zeer gewaardeerde medewerking van den gemeenteraad in deze, hopen wij nog in den loop van dit jaar tot eene betere rangschikking op eene meer geeigende plaats te kunnen overgaan. De algemeene ledenvergadering van 6 Juni 1908 hechtte hare goedkeuring aan de benoeming van den weledel achtbaren heer mr. E. P. van Lanschot, burgemeester dezer gemeente, tot medelid van ons bestuur en bekend met diens voorliefde voor alles wat kunst en geschiedenis betreft, begroeten wij Z. edelachtb. met groote ingenomenheid in ons midden. De heer J. M. IngenHousz heeft tot ons leedwezen gemeend eene op hem uitgebrachte benoeming tot bestuurslid wegens drukke bezigheden niet te kunnen aanvaarden. Overigens kwamen geene mutatiën in het bestuur voor en ook het ledental bleef vrij wel onveranderd. Wij koesteren evenwel de hoop, dat met de nieuwe inrichting zich ook velen geroepen zullen gevoelen een steentje bij te dragen voor deze zaak, die stadgenoot en vreemdeling tot leering en genoegen strekt, maar die evenmin als zoovele andere zich door de hulp van slechts enkelen vol doende ontwikkelen kan. De inkomsten over het jaar 1908 bedroegen volgens de rekening van den penningmeester, met inbegrip van een batig saldo van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1908 | | pagina 430