5
BIJL, J.
beheerschende punt in deze zaak de onwil der menschen is,
om netheid en zindelijkheid te bevorderen. De bespreking
had tot resultaat, dat de commissie er bij den directeur op
aandrong, tegen overtreders der bepalingen betreffende het
verzamelen van vuil proces verbaal op te maken na een
enkelen keer gewaarschuwd te hebben.
2. De bewoner van het pand Lange Brugstraat no. 44
klaagde over hinder van het overloopen van den privaatput
van pand Lange Brugstraat no. 42. Bij onderzoek bleek, dat
in laatstgemeld pand privaten waren met waterspoeling, doch
aan den put geen overstort was. Het aanvragen van vergun
ning tot het maken van een overstort werd toegezegd. Eenige
maanden later klaagde de bewoner van Lange Brugstraat no.
44 wederom over het overloopen van den privaatput van no. 42.
Bij het onderzoek, 'dat de commissie nu ter plaatse instelde,
bleek haar, dat een overstort nog niet was gemaakt, doordat
de eigenaars der genoemde panden niet tot de vereischte
overeenstemming konden geraken.
De commissie deed den klager weten, dat zij zich verder
met de zaak niet kon inlaten.
3. Aan de commissie werd medegedeeld, dat de bewoner
van Haagdijk no. 265 allerlei vuil verzamelde in een kuil en
dat de omwonenden dientengevolge veel hinder hadden van
stank. Tengevolge der bemoeiingen van de commissie werd
de mestverzameling opgeruimd en de kuil gedempt.
4. Bij het onderzoeken van woningen bevond de commissie,
dat op terreinen behoorende bij Boschstraat 69, 74 en 96
meststoffen werden verzameld en bewaard niet in overdekte
bakken volgens de voorschriften ingericht. Aan burgemeester
en wethouders werd hiervan mededeeling gedaan.
Op het terrein bij no. 69 is nu een bak gemaakt, doch niet
geheel overeenkomstig de voorschriften. Op de terreinen bij
nrs. 74 en 96 ontbreken de voorgeschreven bakken nog.