Bijlage J. 20 liter per dag worden geraamd. Neemt men dit verbruik in aan merking, dan is de hoeveelheid vet in de melk aan consumenten in 1910 meer geleverd reeds niet onbelangrijk te noemen. Een gunstig teek en is bovenal, dat dit jaar door melkslijters bij melk inrichtingen opvallend groote hoeveelheden melk werden bijge- kocht. Met dit al is de toestand echter nog verre van schitterend te noemen, doch waar de knoeierijen in den melkhandel zoo diep waren ingeworteld als in Breda het geval bleek te zijn, kon tot heden een grootere vooruitgang nauwelijks worden ver wacht. Als bewijs hoezeer de melkvervalsching gewoonte was geworden, moge wel de onnoozele vraag gelden, welke bij ge legenheid eener zitting zelfs dit jaar door melkslijtsters nog werd gesteld, namelijk „of dan werkelijk aan de melk geheel en al geen water mocht worden toegevoegd." De verdunning met water kon voor het grootste deel worden bestreden en de veroordeelingen zijn niet zonder uitwerking ge bleven. Vele knoeiers hebben de melknering opgegeven of blijven met hunne vervalschte melk buiten de gemeente. Geen proces verbaal werd tot heden opgemaakt zonder dat vooraf door een uit gebreid laboratorium-onderzoek watertoevoeging was bevestigd. In twijfelachtige gevallen werden herhaaldelijk stalmonsters genomen het onderzoek daarvan bracht in vele gevallen onschuld aan het licht. Behoudens in enkele gevallen, waar de zuurgraad te hoog was, bleef deze beneden 8, het katalase-cijfer steeds beneden 2.6. Alle leveranciers van melk van ondeugdelijke samenstelling werden gewaarschuwd en bij gelegenheid der besprekingen ten gemeente huize werd bij hen op verbetering aangedrongen. De grootste moeilijkheid levert het toezicht op, waar het geldt melk te weren met een te laag vetgehalte bij normaal soortelijk gewicht en normale vetvrije droogrest. Om voor melk van derge lijke samenstelling afdoende bewijzen van vervalsching, in casu ontrooming of toevoeging van afgeroomde melk bij te brengen, is onvoorwaardelijk het onderzoek van stalmonsters geboden. In de gemeente zelf levert het nemen van stalmonsters geen be zwaar op, en het zal verder de taak van den keuringsdienst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1910 | | pagina 316