Bijlage J. Zooals uit de resultaten van het onderzoek blijkt, valt in de samenstelling der karnemelk eene niet onbelangrijke verbetering te constateeren. Waar in 1909 van de 38 onderzochte mon sters 21 een vetvrije droogrest hadden lager dan 6 7», was dit in 1910 met 28 van de 85 onderzochte monsters het geval, eene verbetering derhalve op deze basis van 22.3 °/n. In 1909 hadden slechts 10.1 °/n, der onderzochte monsters een vetvrije droogrest boven 7 7o, in 1910 bedroeg dit aantal reeds 23.5 °/0. Het gehalte aan vetvrije droogrest bedroeg in 1909 gemiddeld 5.27 ü/o, in 1910 6.4 °/n. Men kan aannemen, dat de water toevoeging ongeveer een derde is verminderd. Het vetgehalte was van alle monsters normaal, het soortelijk gewicht van het serum week uiteraard af in verhouding tot de droogrest. De zuurgraad bleef beneden de gestelde grens. De reinheid gaf geen reden tot klagen. Ten einde tot een vetvrije droogrest boven 7 °/n te geraken, zooals eene behoorlijke samenstelling eischt, zal verder met kracht tegen verdunning worden opgetreden en bij onwilligheid proces verbaal worden opgemaakt. Wanneer het juist is, dat ten deele de schuld.van het knoeien bij de omliggende zuivelfabrieken moet worden gezocht, dan wordt het hoog tijd, dat de namen dezer fabrieken worden gepubliceerd. Het is mij nog niet gelukt met zekerheid vast te stellen, dat deze fabrieken aan de slijters karnemelk van ondeug delijke samenstelling afleveren. Voor eigen rekening geleverd, werd van deze fabrieken geen karnemelk in Breda aangetroffen. Afge- Drie monsters afgeroomde melk voldeden aan de voor deze roomde mei^ gestelde eischen. Deze monsters waren afkomstig van de firma Rappard van Weel. Het soortelijk gewicht, het vetgehalte en de vetvrije droogrest van deze monsters bedroegen resp. I. 1.0350, II. 1.0331, III. 1.0358. I. 0.5 II. 0.5 7», III. 0.3 70. I. 8.88 7o. II, 8.43 u 0 en III, 9.04 7o. De zuurgraad bedroeg minder dan 7. Afgeroomde melk was bij slijters niet te verkrijgen. 28

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1910 | | pagina 324