3 De daarop ingekomen antwoorden vormen eene ware bloem lezing. En hoewel de lectuur daarvan niet bijzonder streelend is, achten wij het toch noodzakelijk hiervan enkele feiten te releveeren, opdat de lezer van dit jaarverslag zich een zoo nauwkeurig mogelijk beeld zou kunnen vormen van de werking der leer plichtwet in onze goede veste. Zoo schreef ons het hoofd eener bijzondere meisjesschool, dat het te vroeg van school nemen op die school zeer dikwijls voor komt. Op het oogenblik (22 Februari) zijn er 6 leerlingen, die, nadat ze nauwelijks in het 6de leerjaar waren, de school niet meer bezocht hebben. Dat is dus zoo ongeveer van verleden Mei af. Eén daarvan vroeg om een bewijs, dat ze voldaan had aan de leerplichtwet. Ze was pas in het zesde leerjaar en nauwelijks elf jaar. Op de weigering kwam de moeder mede en zeide, dat ze 't toch maar wagen zou, het kind thuis te houden en wel zou afwachten, wat er van kwam. Het kind is nu sedert Juni niet meer geweest, ofschoon het toch elke week op model D wordt opgegeven. Reeds in het 3de en 4de leerjaar, schrijft dat hoofd, is het verzuim aanmerkelijk. Zes, zeven weken, ja soms drie, vier maan den thuis blijven, komt daar meermalen voor. Dan verschijnen ze een paar weken en blijven weer weg. Meestal hebben ze dan voor de „Jam" gewerkt, terwijl die, welke te vroeg van school genomen worden, meestal naar de lucifersfabriek gaan. Een der leerlingen van het derde leerjaar wist zelfs voor te rekenen, toen ze na eenige maanden weer school kwam, dat ze, na de boete betaald te hebben, toch nog twee gulden verdiend had. Een ander hoofd eener bijzondere meisjesschool noemt een 14 tal leerlingen, die aanhoudend verzuimen of voor goed de school verlaten hebben, niettegenstaande zij nog leerplichtig zijn. Als oorzaken van het verzuim worden opgegeven werkzaam op een lucifersfabriek, thuis werken voor de jamfabriek, bood schappen doen, blijven thuis als het haar belieft enz. Van één zegt de moeder, dat haar kind zooveel geld verdient, dat ze daarvan gemakkelijk de boete kan betalen en nog geld overhoudt. BIJLAGE R.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1910 | | pagina 460