5 Ook noemt hij een paar jongens, die van elders hier zijn komen wonen, en bijna geen enkelen schooltijd bezochten. In hunne vorige woonplaatsen hadden ze ongeveer 70% ongeoor loofd schoolverzuim. Op 1 Mei 1910 vertrok het gezin naar Princenhage, waarop de kinderen werden afgeschreven, doch een paar maanden later kwam het gezin weer terug te Breda, maar de kinderen bleven van school weg. Beide jongens zijn al meer malen met de politie in aanraking geweest. Verder noemt hij nog een meisje, dat herhaaldelijk de school verzuimde en sedert Juli in 't geheel niet meer naar school komt, ofschoon ze nog tot 1 Mei 1912 leerplichtig is. Haar broertje, oud 8 jaar, verzuimde in 1910 niet minder dan 165 schooltijden zonder wettige redenen. Nog andere voorbeelden worden aangehaald, o.a. van een jongen, die, in 1907 als leerling ingeschreven, sinds dien bijna voort durend de school verzuimd heeft. Ofschoon die jongen bijna 13 jaar is, zit hij nog in het 1ste leerjaar. Een andere jongen, die aanhoudend verzuimde en wegens straatschenderijen en vrij groote diefstallen meermalen met de politie in aanraking was geweest, is thans in een gesticht opgenomen. Het hierbedoeld hoofd der school besluit met de opmerking, dat al de kinderen zijner school, die tot plaatsing in eene tucht school zijn veroordeeld of tot misdadigheid zijn vervallen, begonnen zijn met schoolverzuim, met straatslenteren. Naar zijne meening zouden „Tuchtschool", „St. Willebrordus-gesticht", „Pro Juven- tute" en andere dergelijke inrichtingen niet zooveel werk hebben en zouden vele kinderen, die nu misdadigers worden, misschien tot betere menschen opgroeien, indien aan de bepalingen der leerplichtwet streng de hand gehouden werd. Wij onderschrijven die meening ten volle En mogen zij, wier taak het is voor de toepassing dier wet zorg te dragen en den ouders eerbied en ontzag daarvoor in te boezemen, dit evenzeer inzien. De Commissie tot wering van schoolverzuim, A. F. SMITS, voorzitter. A. J. VAN SON, secretaris. BIJLAGE R.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1910 | | pagina 462