6 De Vereeniging neemt gestadig in bloei toe. Zij telde op 1 Januari 1911 302 leden. Gedurende het jaar 1910 werden aan het Incasso en Infor matie Bureau aangeboden 289 vorderingen tot een bedrag van f 7785,77°, op 1 Januari 1910 was reeds in behandeling aan diverse vorderingen tot een bedrag van f 11255,11. Van het gezamelijk bedrag ad f 19040,885 konden verschillende vorde ringen niet in behandeling komen, van het resteerende werd geincasseerd en aan crediteuren uitbetaald een bedrag van f 2994,65®. Voorts werd door de Vereeniging opgericht eene Onderlinge Glas-Verzekering welke op 1 Januari 1911 reeds 89 leden telde. Na deze geenzins rooskleurige beschouwingen die naar wij met vertrouwen hopen in de volgende jaren opgewekter mogen luiden meenen wij goed te doen, hier te vermelden hoe het met de fabrieken en industrieën te Breda, die zoo bereidwillig waren ons inlichtingen te verschaffen, ieder afzonderlijk in het afgeloopen jaar gesteld was. Voor de Naamlooze Vennootschap Machine-fabriek „Breda" is het afgeloopen jaar niet onverdeeld gunstig te noemen. De buitenlandsche concurrentie deed zich in verschil ende af- deelingen sterk gevoelen, en verscheidene groote werken moesten in het belang der werklieden tegen uiterst lage prijzen worden aangenomen. Vooral in de locomotief afdeeling was het in het afgeloopen jaar ongekend slap, eensdeels tengevolge van de uitvoerpremiës uit Duitschland, die voor de industrie moordend werken en ten andere ten gevolge van de zeer weinige steun, die de industrie van Regeeringswege ondervindt, immers in plaats van aan de Tramweg-Maatschappijen, die van Rijkswege gesubsidieerd worden, de Nederlandsche Industrie aan te bevelen, schrijft zij juist die Maatschappijen buitenlansche mededinging voor. In de Ketelmakerij, Stoommachine-, Electrische afdeeling en Gieterij was gelukkig het geheele jaar druk werk. Het afgeloopen jaar was, voor de Naamlooze Vennootschap Ijzergieterijen en Emailleerfabrieken „de Etna", niettegenstaande BIJLAGE BB.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1910 | | pagina 588