VERSLAG van de commissie van bestuur van het
pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren en hunne
weduwen en weezen over het dienstjaar 1911.
Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 36 der verordening
tot regeling van de pensioenen der gemeente-ambtenaren en hunne
weduwen en weezen, hebben wij de eer U verslag uit te brengen
van den toestand van het pensioenfonds over het dienstjaar 1911.
Bij raadsbesluit van 5 September 1911 werden de heeren
J. J. L. Teijchiné (zittingtijd tot 1 Januari 1915) en Mr. W.
IngenHousz (zittingtijd tot 1 Januari 1913) op nieuw tot leden
der commissie van bestuur benoemd en in plaats van den heer
A. J. A. Verschraage, die opgehouden had lid van den raad te
zijn, werd benoemd de heer J. M. IngenHousz (zittingtijd tot
1 Januari 1914.
Op ultimo December 1911 was de commissie van bestuur
samengesteld uit de heeren:
A. P. Scheltus, voorzitter.
J. J. L. Teijchiné,
Mr. P. M. J. E. Bloemarts,
Mr. W. IngenHousz. i leden.
J. M. IngenHousz.
F. F. X. Cerutti, secretaris-penningmeester.
Op 1 Januari 1911 werd door 104 ambtenaren en door 15
gepensionneerde ambtenaren bijgedragen aan het pensioenfonds.
Op ultimo December 1911 waren deze getallen onderscheidenlijk
109 en 14.
In 1910 werd aan pensioensbijdragen ontvangen f 6108,40B
terwijl in 1911 die ontvangsten bedroegen f 6464,10.
Aan interesten van belegde kapitalen werd in 1910 ontvangen
f 2718,53, in 1911 f 2718,57.
BIJLAGE B.
Aan
den Gemeenteraad van Breda.