3 inkrimping van het aantal tonnen. Er werden in 1911 164 stuks buiten werking gesteld en door putten vervangen. Een geleidelijke vermindering van het aantal tonnen zal allicht zóó doorgaan tot 1 Januari 1914. Eerst dan mogen wij een vluggere opruiming verwachten met het oog op de verhoogde heffing voor het ver wisselen. Een langzame vermindering van het aantal heeft toch alweer een goede zijde, omdat dan ook eene geleidelijke dienst- verandering zonder horten of stooten kan geschieden. Uwe commissie vleit zich met de hoop, dat in 1912 wederom een tonnenwijk kan worden opgeheven, zoodat er dan nog slechts vier overblijven. Vroeger was dat aantal negen. Op het einde van het jaar 1911 waren nog 2688 tonnen ge plaatst, op 31 December 1910 was dat aantal 2852. Voor slagers-afval waren 120 tonnen geplaatst. In 1911 zijn uit 1060 beerputten 53300 H. L. faecaliën ge ruimd tegen 58340 H.L. in 1910 uit 1040 putten. Uit deze vermindering der verkregen hoeveelheid blijkt de gunstige uitwerking van de raadsbesluiten van den 18 Juni en 17 September van het vorige jaar. Het overmatig verdunnen der faecalestofïen tegen te gaan, dat was het doel der invoering van bovengenoemde raadsbesluiten, en dat doel blijkt volkomen bereikt te zullen worden. De langdurige droge zomer van 1911 maakte een veelvuldig besproeien der straten noodig. Er werd dan ook niet minder dan op 94 dagen gesproeid, met een waterverbruik van 5184 M3. als: April 9 dagen met een waterverbruik van 404 M3 Mei 18 939 Juni 10 549 Juli 22 1225 Augustus 23 1347 September 12 720 Alzoo 94 5184 M3 Bijlage G. Pneumatisch ruimen van beerputten. Besproeien van straten en pleinen. 99 99 99 99 99 99

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1911 | | pagina 205