3 aansprakelijke personen van 215 ontrouwe schoolbezoekers voor onze commissie moesten verschijnen en daartoe werden opgeroepen. Aan die oproeping werd gevolg gegeven door (>9 personen, terwijl de verzorgers van de overige 146 kinderen zich niet eens de moeite getroostten, om het verzuim hunner kinderen voor onze commissie aannemelijk te maken. Zij bleven eenvoudig weg. Aan deze werd de bij de wet voorgeschreven schriftelijke waarschuwing toegezonden. Ten einde een globaal overzicht te krijgen van den omvang van het schoolverzuim in deze gemeente, hebben wij ons, evenals vorige jaren, wederom om inlichtingen gewend tot de verschil lende hoofden van openbare en bijzondere scholen in deze ge meente, welke inlichtingen ons met de meeste bereidwilligheid werden verstrekt. Ofschoon de berichten in het algemeen bemoedigender luiden dan in voorgaande jaren, hetgeen vooi namelijk is toe te schrijven aan de hoogere geldboeten, welke in den laatsten tijd wegens overtreding der leerplichtwet door den Kantonrechter zijn opge legd, werden ons toch nog verschillende staaltjes van langdurig en aanhoudend schoolverzuim medegedeeld, waaruit blijkt, dat de leerplichtwet voor vele ouders nog eene doode letter schijnt. Zoo schrijft ons het hoofd eener tusschenschool, dat een zijner leerlingen gedurende de maanden Januari, Februari en Maart voortdurend verzuimde. Op 14 Maart werd een bewijs getoond, dat het kind op eene andere school was geplaatst, doch korten tijd daarna werd vernomen, dat het ook die school niet bezocht. Datzelfde hoofd noemt een drietal leerlingen, die een maand voor het eindigen van hun wettelijken leertijd thuis bleven en een andere leerling, die na 12 Juni 1910 de school niet meer bezocht, ofschoon de leerverplichting eerst op 1 Mei 1911 voor dat kind geëindigd was. Verder verhaalt dat hoofd van een leerling, die op 1 Mei 1911 voor het eerst op school gekomen is en na Juni elke maand meerdere schooltijden verzuimde. Dat verzuim is blijven voortduren, ook nadat de vader voor onze commissie werd opgeroepen. Bijlage R.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1911 | | pagina 445