3
Het onderwijs omvat verplichte en niet verplichte vakken.
De verplichte vakken zijnlezen, schrijven, Nederlandsche taal
en Nederlandsche handelscorrespondentie, aardrijkskunde, boek
houden en handelsrekenen.
De niet verplichte vakken zijn Fransch en Fransche handels
correspondentie, Duitsch en Duitsche handelscorrespondentie,
Engelsch en Engelsche handelscorrespondentie.
Nederlandseh. Een niet moeilijk stuk proza behoorlijk
kunnen lezen en verstaan. Zijn gedachten moet de candidaat in
beschaafd Nederlandsch, zoowel mondeling als schriftelijk, behoorlijk
kunnen uitdrukken. Kennis van de spraakkunst, voor zoover die
noodig is om zonder grove taalfouten te kunnen schrijven. Een
en ander zal moeten blijken uit het weergeven van een voorge
lezen of verteld verhaal en uit een dictée.
Rekenen. Grondige kennis van het metriek stelsel, de hoofd
bewerkingen met geheele en gebroken getallen, die kenmerken
van deelbaarheid, welke bij de hoofdbewerkingen van practisch
nut zijn. Percentrekening. Beredeneerd oplossen van eenvoudige
vraagstukken, in moeilijkheid overeenkomende met die van de
„Eerste en Nieuwe eerste verzameling van Wisselink."
Aardrijkskunde. Van Nederland de voorname verkeers
wegen te land en te waterde belangrijke plaatsen, de voor
naamste middelen van bestaan der bewoners en eenige kennis
van den bodem, voor zoover die van invloed is op het leven en
bedrijf der menschen. Algemeene kennis van de overige landen
in Europa en van de werelddeelen, vooral van de naburige staten
en onze bezittingen en koloniën.
Vreemde talen. Fransch, Duitsch, Engelsch. Met behulp
van een woordenboek dient de candidaat een niet te moeilijk
stuk uit de vreemde taal in 't Nederlandsch en omgekeerd een
voudige zinnen uit het Nederlandsch in die taal te kunnen over
brengen, terwijl zooveel grammatische kennis vereischt wordt als
noodig is om daarbij al te grove fouten te kunnen vermijden.
Bijlage V.
Omvang van het onderwijs.
Eischen van toelating.