JAARVERSLAG van de vereeniging „Stedelijk museum
voor geschiedenis en oudheidkunde te Breda" over
het jaar 1911.
Het achtste jaar van het bestaan onzer vereeniging moge al
niet veel stof opleveren voor een uitvoerig verslag, toch kunmen
we al aanstonds vermelden, dat wij er dankbaar op mogen terug
zien, omdat wij rustig konden voortarbeiden aan onze taak,
het verzamelen, rangschikken en bewaren van wat wij voor het
museum ontvingen of reeds bezaten.
Onze nieuwe lokalen blijken geschikt voor dit doel en bieden
ook vooralsnog voldoende ruimte en gelegenheid om een en
ander in een gunstig licht te stellen.
De algemeene belangstelling groeit met de meerdere uitbrei
ding geregeld aan en een herhaald bezoek aan het museum be
wijst, dat het meer en meer gewaardeerd wordt en dat er voor
velen en vooral voor de jeugd een opvoedende kracht van uitgaat.
Vooral op de zaterdagmiddagen wordt het museum veel door
jonge lieden en de eerste zondagen der maand in het bijzonder
door werklieden en hunne gezinnen bezocht, die daar eene aan
gename en leerzame ontspanning vinden en er gaarne gebruik
van maken tot nadere aanschouwing en bestudeering van de een
of andere rubriek.
Het vreemdelingenbezoek ontwikkelt zich natuurlijk het meest
in de zomermaanden en zou nog belangrijk grooter zijn, indien
het dagelijks kon worden opengesteld.
Al is het niet met reuzenschreden, toch breiden zich onze ver
zamelingen geregeld uit. Geldgebrek is vooral qprzaak, dat wij niet
altijd kunnen machtig worden, wat wij gaarne zouden wenschen.
Wij zijn echter dankbaar voor de vele geschenken ons in den
loop van dit jaar aangeboden en ofschoon het moeilijk gaat die
alle te vermelden, meenen wij toch hier te moeten noemen die
gene, die met de historie onzer stad in eenig verband staan.
Zoo ontvingen wij ten geschenke van
BIJLAGE W.