11 Bijlage Z Uit de hiervoor omschreven verrichtingen blijkt, dat in 1911 minder panden beleend en gelost zijn dan in 1910, hetgeen hoofdzakelijk moet worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat op gedragen kleederen, manufacturen en andere dergelijke artikelen niet meer zoo'n hoog bedrag is gegeven kunnen worden als voorheen. Hiertoe is moeten worden overgegaan, omdat bij verkoopingen in den regel op deze goederen het meeste verlies geleden wordt. Het is echter te voorzien, dat in de toekomst, wanneer, in verband met de Pandhuiswet, de opheffing der „pandjeshuizen" een feit zal zijn geworden, het getal beleeningen en lossingen belangrijk zal vermeerderen. Het getal verkochte panden bedraagt ruim honderd meer dan in het jaar te voren en is in de laatste jaren gemiddeld duizend. De rentestandaard werd bij artikel 17 van het nieuw Reglement voor de Bank, vastgesteld door den Raad bij besluit van 31 Mei 1911 en gewijzigd 1 Juli 1911, bepaald op 12% voor alle panden. De gemeente heeft aan de Bank een crediet verleend van f 23000,onder bepaling, dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4% van het opgenomen kapitaal. (Zie het raadsbesluit van 23 April 1887). Daar het jaar 1911 een verlies aanwijst, zijn geene renten uitgekeerd. Op 31 December 1911 was opgenomen f9000, Overeenkomstig artikel 1 van het Reglement der Bank, staat de instelling onder beheer van een bestuur van vijf leden. Bij raadsbesluit van 23 December 1911 werd de heer J. M. Ingen- Housz herbenoemd voor den gewonen tijd van zitting. Dit bestuur was alzoo op 31 December 1911 samengesteld uit de volgende heeren A. P. Scheltus, lid en voorzitter. mr. W. IngenHousz, lid en secretaris. H. H. van Mierlo, J. M. IngenHousz, leden. mr. H. E. van IJsendijk, S

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1911 | | pagina 559