4
15o. Missive aan de kamers van koophandel en fabrieken
in Noord-Brabant, met het verzoek het onder 14 gemeld adres
van het gemeentebestuur van Breda bij de provinciale staten
te willen ondersteunen.
Voorts werd aan Hare Majesteit de Koningin ter gelegenheid
van Hare Majesteits 12x/2 jarig regeeringsjubilé een telegram
van gelukwensch gezonden.
In de dagbladen van Breda werd door verschillende com
muniqués ter kennis van belanghebbenden gebracht:
a. de stremming der scheepvaart op de Zuid-Willemsvaart
en op het kanaal Luik-Maastricht.
b. wijziging en nadere regeling van evengenoemde stremming.
c. de sluiting der Zuid-Willemsvaart tusschen de sluizen 15
en 13 vanaf 17 Juni tot 18 Juli 1911.
Alvorens te vermelden, hoe het met de industrieele en han
delsondernemingen te Breda, in het afgeloopen jaar gesteld was,
willen wij eenige algemeene beschouwingen laten vooraf gaan.
Het blijkt onze kamer uit de verschillende aan haar verstrekte
gegevens, dat het afgeloopen jaar voor zooveel de industrie
betreft verre van ongunstig was. Te betreuren is het ook dat
onze stad zoo gunstig gelegen aan spoor en water en daar
door zoo bijzonder geschikt voor de industrie, zich in het
afgeloopen jaar wederom evenals andere jaren niet kan beroemen
op eene sterke uitbreiding op industrieel gebied, want zoover
het onze kamer bekend is, heeft zich in het afgeloopen jaar
geene enkele nieuwe industrie alhier gevestigd. Wel is het onze
kamer gebleken, dat meerdere industriëelen die hier te stede
eene fabriek wilden vestigen daartoe aangelokt door de zoo
gunstige ligging en andere die bestaande fabrieken wilden
uitbreiden, daarvan hebben moeten afzien, wegens gebrek aan
geschikte terreinen die zich voor die oprichting eigenen; door
dat dikwijls juist op de terreinen waar nog fabrieken zouden
kunnen worden gevestigd, het zoogenaamde bouwverbod rust.
Voor de toekomst van Breda ware het te wenschen, dat de
gemeente het voorbeeld van vele andere steden van ons land
Bijlage BB.