Beekstraat nos. 16 en 18 verkeerde in een zeer bouwvalligen
toestand, die gevaar opleverde oor de bewoners en de om
geving.
Gevolg gevende aan eene aanschrijving van burgemeester en
wethouders, werd door den eigenaar bedoeld gedeelte der ach
tergevels uitgebroken en daarna in loodrechten stand weder
opgemetseld.
2. De woningen Lange Gampelstraat nos. 42, 44, 46, 48
en 50, Korte Gampelstraat nos. 9, 11, 13, 15 en 17, Beijerd
nos. 38, 38a, 44 en 44a, werden wegens bouwvalligheid op
aanschrijving van burgemeester en wethouders gesloopt.
3. Van de woning Vischmarktstraat no. 4 bleek de voor
gevel belangrijk naar de straatzijde over te hellen en de balk
lagen mede te nemen. Een zware moerbalk, die de eenige
verankering vormde, bleek bovendien gebroken. Ten einde
ongevallen te voorkomen, is de eigenaar door burgemeester en
wethouders aangeschreven dien gevel voor zoover noodig af te
breken en daarna in loodrechten stand weder op te metselen
en behoorlijk te verankeren. Hieraan werd gevolg gegeven.
4. Op het opeu plaatsje van het perceel Ginnekenstraat
nr. 64 bevond zich een zeer bouwvallige, gemetselde boven-
grondsche mestbak, dienende om de fecaliën van woning no.
62 te ontvangen.
Deze bak veroorzaakte sedert jaren veel hinder in de om
geving. Nadat bij raadsbesluit van 16 Maart 1912 de vrij
stelling, bedoeld in art, 72, 3e alinea der bouwverordening,
was opgeheven, werd de eigenaar van woning no. 62 door
burgemeester en wethouders aangeschreven om de loozing te
staken en een beerput te maken, voldoende aan de bepalingen
der bouwverordening. Aangezien hieraan geen gevolg werd
gegeven, werd van gemeentewege de loozing belet en de bak
weggebroken.
Door dien eigenaar werd daarna een beerput op eigen terrein
gemaakt.
5. De zeer hooge achtergevel van het pand Ridderstraat
no. 25 was verzakt en stond zóó aanzienlijk uit het lood, dat
5