VERSLAG over den toestand van het middelbaar onder
wijs in de gemeente Breda gedurende het jaar 1912.
Het getal der scholen voor middelbaar onderwijs bleef in 1912
onveranderd, te weten
A. De hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus;
B. De burgeravondschool met vierjarigen cursus, en
C. De gemeente-teekenschool met zesjarigen cursus.
De commissie vergaderde onder meer voor de vaststelling van
het jaarverslag, de programma's der scholen, den uitslag van
overgangs- en toelatingsexamens der hoogere burgerschool, de
benoeming en herbenoeming van leeraren, de benoeming van een
tijdelijk leeraar in de gymnastiek, de regeling der jaarwedden
van directeur en leeraren der hoogere burgerschool en burger
avondschool en eindelijk naar aanleiding van verschillende inge
komen stukken en huishoudelijke zaken, de drie scholen betrelfende.
De commissie was bij het einde van het jaar 1912 niet voltallig.
Aan den heer A. J. A. Verschraage werd op zijn verzoek in de
gemeenteraadszitting van 16 November 1912 eervol ontslag ver
leend als lid onzer commissie, onder dankbetuiging voor de vele
goede diensten gedurende eene reeks van jaren aan de gemeente
bewezen. Met leedwezen zag de commissie haar hooggeacht
medelid, die sedert 22 Januari 1899 deel uitmaakte van de
commissie, heengaan. Zij verloor daardoor een even humaan als
bekwaam medelid, wiens adviezen zich kenmerkten door groote
kennis van zaken, het middelbaar onderwijs betreffende.
Het medelid de heer H. J. A. Feber werd door de commissie
in hare vergadering van 30 Januari herkozen als secretaris.
Einde December bestond de commissie dus uit de heeren:
Mr. E. P. van Lanschot, burgemeester, voorzitter (aftreding
in 1913);
Jhr. Mr. G. Six, (aftreding in 1914);
G. A. M. Groeneveldt, (aftreding in 1915) en
H. J. A. Feber, secretaris, (aftreding in 1916).