11 Uit de vorenstaande verrichtingen blijkt, dat in 1912 wederom minder panden beleend en gelost zijn dan in 1911 en zijn dit de zoogenaamde week"-panden, n.l. de kleedingstukken, die geregeld elke week gebracht en gehaald worden. Deze vermin dering moet uitsluitend worden toegeschreven aan de omstan digheid, dat op gedragen kleedingstukken niet meer zoo'n hoog bedrag is kunnen gegeven worden als enkele jaren terug. Gemaakte kleeding is in de confectiemagazijnen zóó goedkoop te verkrijgen, dat bij de verkoopingen in de Bank voor gedragen kleeding weinig kooplust bestaat en het bedrag, dat bij beleening, overeenkomstig de bepalingen van het Reglement, daarvoor gegeven mag worden (3/3 der vermoedelijke verkoop waarde) al minder en minder wordt. Als een rechtstreeksch gevolg hiervan neemt dan ook het beleenen van gedragen kleedingstukken gestadig af, en gaat men hiermede liever naar particuliere gelegenheden, waar wèl een grooter bedrag ver strekt wordt, doch tevens eene woekerrente moet betaald worden. De gemeente heeft aan de Bank een crediet verleend van f 25000,--, onder bepaling, dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4 van het opgenomen kapitaal. (Zie het raadsbesluit van 23 April 1887). Daar het jaar 1912 een verlies aanwijst, zijn geene renten uitgekeerd. Op 31 December 1912 was opgenomen f 7500,—. Overeenkomstig artikel 1 van het Reglement der Bank, staat de instelling onder beheer van een bestuur van vijf leden. In de samenstelling van dit bestuur kwam geene verandering en was dit op 31 December 1912 samengesteld uit de heeren A. P. Scheltus, lid en voorzitter. mr. W. IngenHousz, lid en secretaris. H. H. van Mierlo, j J. M. IngenHousz, leden. mr. H. E. van IJsendijk, Directeur der Bank is L. C. A. Smeulders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1912 | | pagina 616