132 ARMWEZEN. HOOFDSTUK X. Op 31 December 1913 waren in deze gemeente gevestigd 2 instellingen, behoorende tot letter a (burgerlijke) 27 b (kerkelijke) en 1 c (bijzondere) van artikel 2 der wet van 27 April 1912 (Staatsblad no, 165). (Zie hierna volgenden staat). De burgerlijke instellingen zijn lo. het burgerlijk of algemeen armbestmir en 2o. het oude-mannenhuis. Verschillende bijzonderheden, nopens den toestand van het armwezen, zijn vervat in het hierachter opgenomen verslag van het burgerlijk armbestuur over 1913. (Bijlage XXVII.) Bij ons besluit van 25 Augustus 1913 werd, ingevolge art. 88 der armenwet, de lijst van de in deze gemeente ge vestigde instellingen van weldadigheid opnieuw vastgesteld. Bij ons. besluit van 20 November 1913 werd het gemeen te-ziekenhuis van die lijst afgevoerd, uit overweging, dat in deze inrichting alleen ter verpleging worden opgenomen lijders aan besmettelijke ziekten, krankzinnigen in observatie en zoodanige zieken, die, om welke reden ook, niet in an dere ziekeninriclitingen kunnen worden verpleegd, zoodat zij geenszins het karakter draagt van eene instelling, welke armenverzorging beoogt of het beoefenen van weldadigheid ten doel heeft. Dit besluit werd goedgekeurd door gedepu teerde staten dezer provincie bij besluit van 2 December 1913, G no. 70. Bij ons besluit van 20 November 1913 werd alsnog op de lijst van instellingen van weldadigheid geplaatst de com missie tot uitdeeling van-warme spijzen aan behoef tigen van alle godsdienstige gezindten, welke instelling tot dusver niet op die lijst voorkwam. Bij koninklijk besluit van 7 Juni 1913 no. 38 werd voor deze gemeente een armenraad ingesteld, waarbij het aantal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1913 | | pagina 141