„Bij arrest van den Hoogen Raad dd. 24 Januari 1910 „werd dan ook beslist, dat indien Burgemeester en Wet houders ter uitvoering van art. 14 Woningwet een be haalden datum vaststellen, binnen welken de eigenaar de „noodig bevonden verbeteringen moet aanbrengen of de „bewoning staken, of doen staken, deze datum in verband „met het voorschrift van art. 17 lid 4, gesteld moet worden „op minstens twee maanden na de dagteekening der aan schrijving, bij verzuim waarvan een niet gevolg geven „aan de aanschrijving niet strafbaar is. „Uit het voorgaande is echter duidelijk, dat ook deze „termijn van twee maanden niet voldoende zal zijn, ingeval „de eigenaar voorziening vraagt, omdat alsdan de aanschrij ving buiten werking blijft ook gedurende den termijn der „behandeling der voorziening. „In het bedoelde geval van de Corput schijnen Burge meester en Wethouders een vasten datum te hebben „bepaald zonder inachtneming van bovengenoemde voor schriften, op grond waarvan het niet gevolg geven aan „de aanschrijving niet schrafbaar werd geacht. „Het verdient alzoo overweging in het vervolg geen be haalden datum voor het aanbrengen der verbeteringen in „de aanschrijving te stellen, doch daartoe alleen een ter mijn van minstens eene maand te bepalen, welke van zelf „begint te loopen, hetzij van het tijdstip dat de termijn „voor de voorziening volgens art. 17 2e lid is verstreken, „hetzij van het tijdstip waarop op de voorziening is beslist." C. Verontreiniging van de lucht (stank van fabrieken) enz Hieromtrent is niets te vermelden. D. Begraafplaatsen. Ook hieromtrent is niets te vermelden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1913 | | pagina 266