dezulken oorzaak, dat zij het onderricht in voor hen veel nuttiger en veel noodiger vakken gedeeltelijk moesten missen. Ten slotte volge hier wat het hoofd dier school schrijft over het onderwijs in de 6de klasse, niet omdat de zaak nieuw is en onbekend, immers wij maakten er reeds jaren achtereen melding van en drongen op verbetering aan maar omdat wij van oordeel zijn, dat de bevoegde autoriteiten nooit genoeg er op gewezen kunnen worden, dat een dergelijke toestand niet mag worden bestendigd. Het hoofd dan schrijft ,,In de hoogste klasse is de toestand zoo mogelijk ,,nog ongunstiger dan andere jaren. Daar waren in de „zomermaanden 41 leerlingen, waarvan 5 voor de derde, ,,12 voor de tweede, en 24 voor de eerste maal het „onderwijs volgden. De leerlingen verschillen zóó in „vorderingen, dat het onmogelijk is ze hoor rekenen, ,Fransch, Nederlandsche taal hetzelfde werk te geven. „Zelfs een splitsing in twee groepen bleek onuitvoer baar. Om zooveel mogelijk plaatsruimte te winnen in „de vijfde en vierde klasse, waren leerlingen overge plaatst, die in een normale zesde klasse wellicht had ben kunnen volgen, maar die nu al spoedig achter „bleven. „Natuurlijk tracht men zulke leerlingen toch mede te „nemen, maar wie zich eenigszins in den toestand in- denkt, kan zich voorstellen, hoe belemmerend hun „aanwezigheid werkt. Zij verliezen den lust in het „leeren, kunnen niet geregeld aan het werk blijven, „terwijl de anderen les krijgen en geven zoo aanleiding „tot stoornis. De leerlingen der hoogere afdeelingen „krijgen evenmin het onderwijs dat hun past. Ze wor- „den aan het werk gehouden, en hoewel dat niet geheel „zonder nut is, moet men het aanzien, hoe ze bij groote „inspanning van den onderwijzer niet die vorderingen „maken, welke men mocht verwachten."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1913 | | pagina 457