niet bezocht, werd ambtshalve ingeschreven als leerling van
de openbare school aan de Kloosterlaan. Van het andere
kind werd door ons niets meer vernomen.
Relatief schoolverzuim.
Reeds in ons vorig jaarverslag konden wij erop wijzen,
dat, dank zij de veroordeelingen tot hoogere geldboeten,
welke door den kantonrechter in den laatsten tijd wegens
overtreding der leerplichtwet werden opgelegd, het relatief
schoolverzuim aanmerkelijk begon te dalen.
Ook in 1918 was dit verzuim weer minder dan het voor
afgaande jaar.
In het geheel werden ter zake van dit verzuim het vorig
jaar voor onze commissie opgeroepen de aansprakelijke
personen van 110 kinderen tegen 154 in 1912. In 1911 en
1910 bedroegen deze cijfers respectievelijk nog 215 en 247.
Van deze 110 opgeroepenen verschenen er slechts 33
voor onze commissie de overige 77 vonden het blijkbaar
de moeite niet waard, om het verzuim hunner kinderen
voor de commissie aannemelijk te maken. Zij bleven een
voudig weg.
Opmerkelijk is het, dat vele ouders het schoolverzuim
hunner kinderen door allerlei uitvluchten trachten te recht
vaardigen. Gewoonlijk wordt ziekte als oorzaak van het
verzuim voorgewend, of anders onmisbaarheid in het gezin,
als moeder uit werken gaat.
De ouders vergeten echter, dat ziekte als eene geoorloofde
reden van schoolverzuim wordt aangemerkt, mits de ziekte
tegenover het hoofd der school slechts aannemelijk wordt
gemaakt. Ook armoede kan als eene geoorloofde reden van
schoolverzuim gelden, indien het hoofd der school slechts
de overtuiging bezit, dat de aanwezigheid van het kind in
het gezin tijdens de schooltijden in verband met de levens
omstandigheden onmisbaar is te achten.