werd de heer Pollen tijdelijk (met ingang van 1 April 1 D J 3), bij besluit van 26 Juli d.a.v. definitief benoemd (met ingang van 1 September) tot leeraar in de gymnastiek aan hoogere burgerschool en gymnasium. In de derde plaats verloor de school den heer Ur. E. J. Haslinghuis, leeraar in de Nederlandsche taal en de ge schiedenis, sedert 1 September 1911. Bij Koninklijk besluit van den 8sten Juli 1913, No. 24, werd hij benoemd tot adjunct-secretaris van de Rijkscommissie voor de beschrijving der monumenten van geschiedenis en kunst. In de raads zitting van den 26sten Juli werd aan l)r. Haslinghuis eervol ontslag verleend met ingang van 1 October, of zooveel vroeger als zijn opvolger in functie kon treden. Ook I)r. Haslinghuis zagen wij met leedwezen heengaan, daar hij een zeer bekwaam leeraar was, die zich in korten tijd in de schoolzaken had ingewerkt. Tot zijn opvolger werd in de raadszitting van 16 Au gustus, voor het schooljaar 1913—1914, benoemd de heer K. E. van Griethuijsen, doctorandus in de Nederlandsche letteren, te Utrecht. Daar deze op 1 September in functie kon treden, ging het ontslag van zijn voorganger op dien datum in. Ter vervanging van den heer J. de Jong Az. werden bij besluit van den 4den September door Burgemeester en Wethouders aangewezenvoor geschiedenis, Mejuffrouw W. Mees, doctoranda in de Nederlandsche letteren te Jlol- terdam, voor staatsinrichting, de heer S. J. van der Meulen, commies ter gemeentesecretarie te Breda en voor staat huishoudkunde, de heer G. L. Breedvelt, leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool te Bergen op Zoom. Allen traden 8 September in functie. Voor de vervulling der vacature, ontstaan door het over lijden van den heer de Jong, meldde zich geen enkele sollicitant aan. Na overleg met den heer Inspecteur van het middelbaar onderwijs en nadat door den Minister van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1913 | | pagina 505