16
Vruchtenteelt.
De vruchtboomen bloeiden zonder uitzondering rijk en
leverden een goed beschot, al was het niet, wat men aan
vankelijk verwachtte.
Een droge schrale periode in April—Mei was zeker oor
zaak, dat de zwartschimmel, wier zomerorganen dan uit
de wintersporen ontstaan, zich zoo weinig verspreidde. In
derdaad leden de vruchten, zelfs zonder bespuiting, die we
gens de ondercultuur van groenten niet kon worden ver
richt, niet van FusicladiumvlekkenIn sterke mate werden
de boomen aangetast door de appelbloesemmotvlinder, Car-
pocapsa pomona, die haa,r eieren legt op de jonge vruch
ten en die later door de ontwikkeling der larven in de
vrucht, deze doet afvallen.
Het bespuiten met arsenicumhoudende vloeistoffen is het
middel daartegen, maar ook hierbij bleek de ondercultuur
een bezwaar dit uit te voeren. Enkele der best beladen
variëteiten mogen hier genoemd worden
Ananas Reinette 90 K.G., Landsberger Reinette 01 K.G.,
Baumanns Reinette 89 K.G., Linnaeus Pippin 49 K.G., Louise
bonne d'Avanches 62 K.G., Beurré d'Amanlis 10'2 K.G.,
Beurré Capiaumont 45 K.G., Beurré Napoléon 42 K.G.,
Beurré de Mérode 77 K.G., Soldat Laboureur 91 K.G., Wil
liams Duchess 117 K.G.
Bij de sterke vruchtzetting bleek nog meer dan op andere
tijden, dat de boomen in de groote laan met appelstruiken
te nauw geplant staan op 3 M. van elkaar. Daarom werd
door den ondergeteekende, in overleg met de commissie
van beheer van den proeftuin, besloten de helft dier boomen
te rooien en te verkoopen. Daar de verschillende variëteiten
zeer verspreid door de laan stonden, had men de moeielijk-
heid, dat ze niet om den anderen verwijderd konden wor
den. Zoodoende moesten er groote omzettingen geschieden
onder de blijvende exemplaren, wat echter door den lioogen
grondwaterstand nog niet kon geschieden.