29 bovengenoemd belang inderdaad wordt bedoeld. Bij weige ring, is er beroep op den voorzitter. Voor het geval ook deze zich verzet tegen het verstrek ken van inlichtingen, is beroep op het bestuur toegelaten. Art. 29. Inlichtingen, verzocht overeenkomstig het bepaalde in de artt. 12 en 57 der Armenwet, worden door den secretaris, namens het bestuur, zoo spoedig mogeliju aangevraagd aan de betrokken instellingen of personen en, na ontvangst aan de aanvragende instelling overgebracht. Het bestuur stelt de modellen voor het verstrekken van deze inlichtingen vast, en bepaalt, of bij die inlichtingen eenig advies en zoo ja, welk adv'ies zal worden gegeven. In gevallen, waarin termen kunnen zijh voor toepassing van art. 57, 2e lid, der Armenwet, geeft hij aan het verzoek geen gevolg, maar brengt hij het terstond ter kennis van den voorzitter en handelt hij overeenkomstig nadere beslis sing van den voorzitter of van het bestuur. Art. 30. Het bestuur stelt vast een formulier waarin alle in de wet aangeduide inlichtingen omtrent een arme kunnen worden samengevat, en bepaalt de gevallen, waarin zoodanig formulier aan instellingen van weldadigheid zal worden toegezonden. Aldus vastgesteld in de vergadering van den Armenraad te Breda, van 16 December 1913. A. F. SMITS, Voorzitter. A. P. DE GROOT, Secretaris. Goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 4 Februari 1914, no. 39.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1914 | | pagina 660