16
No. 516.
Aan
de Directie der Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen
te
Utrecht.
Onze Kamer nam met belangstelling kennis van het in
Nederlandsche dagbladen voorkomende bericht, volgens het-
Avelk de dienstregeling van Uwe Maatschappij betrekkelijk
de provincie Limburg met ingang van 1 Februari a.s. be
langrijk zal worden verbeterd.
Het zal wel geen betoog behoeven, dat de nu geldende
spoorwegverbinding van Breda, zoo in de richting Rotter
dam als in de richting Amsterdam via Udenhout, ernstig
te wenschen overlaat en in de bestaande behoefte slechts
zeer onvoldoende voorziet.
Wij zouden het derhalve zeer op prijs stellen, indien
Uwe Directie konde goedvinden, ook in die verbindingen
de zoozeer gewenschte uitbreiding en verbetering aan ie
brengen.
No. 517.
Aan
Hare Majesteit de Koningin.
Onze Kamer nam met groote belangstelling kennis van
het in dato 16 Juli 1914 door Burgemeester en Wethou
ders van Breda tot Uwe Majesteit gericht verzoek in zake
heffing van vaart- en schatgelden op de rivier de Mark
en Din tel.
Waar dit verzoek, om met ingang van 2 April 1915 vast
stelling te verkrijgen van die vaart- en schutgelden, of al
thans van vaartgelden wegens het bevaren van de rivier
De Mark vanaf de uitmonding van het in aanleg zijnde
scheepvaartkanaal, naar deze gemeente, wordt toegelicht