Aan den raad der gemeente Breda. Aangenaam is het mij UEdelachtbaren wederom mijn jaarlijiksch verslag uit te brengen betreffende de boekerij en het Archief aan mijne zorgen toevertrouwd. De boekerij is in goeden staat, doch er wordt slechts een matig gebruik van gemaakt. Zij, die haar vroeger plachten te raadplegen worden door ambtsbezigheden verhinderd, of zijn van hier heen gegaan. Wat het Archief aangaat, werk ik nog steeds voort volgens het plan, meermalen reeds door mij UEdelachtbaren mede gedeeld. Dit jaar heb ik de doopboeken der Brugstraatsche kerk alphabetisch-lexicographisch bewerkt. Tien deelen in folio staan nu gereed als vrucht van een tienjarigen arbeid, welke mij thans in staat stelt iedere vraag tot nasporing op genealogisch gpbied bijna onmiddellijk te beantwoorden. Gelijk in vorige jaren hebben ook dit jaar velen zich tot mij gewend om inlichtingen, welke in de meeste gevallen naar wensch konden worden verschaft. Steeds nog wordt er gevraagd naar het testament van Jan Theobald Wëibenum: te vergeefs natuurlijk. Van het Rijks-Archief te 's Bosch en van de Universiteits-bibliotheek te Utrecht werden mij ma nuscripten gezonden om door belanghebbenden ten mijnen kantore te worden geraadpleegd. Tot het doen van nasporingen waren ook dit jaar één zelfs het geheele jaar door verschillende personen bij mij werkzaam. Voor het Archief en boekerij werd mij ten geschenke gezonden Regels voor het uitgeven van Historische bescheiden, van het Historisch genootsshap te Utrecht. Catalogus van de boekerij der Rijkscommissie voor be schrijving der monumenten etc.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1915 | | pagina 157