27 van Baak. strekkende om op het verzoek gunstig te beschikken, zegt zij om dit te staven: ,,dat de afstand van de bij te bouwen fabriek tot den achtergevel der woningen in de Coehoornstraat vijf meter en dus voldoende is". Wanneer men een parallel trekt tusschen de toestan den, zooals deze door de beide aanvragen wordt beoogd en men vergelijkt daartoe de doorsnede op de met rood gemerkte teekening A, behoorende bij de aanvrage der groentendrogerijmet die op de met rood gemerkte tee kening B. behoorende bij de aanvrage der firma van Baak, dan komt men tot de erkenning, dat juist om gekeerd de woningen aan de Coehoornstraat blijvend in ongunstiger conditie komen ten aanzien van de toe voer van licht en lucht, dan dit bij de woningen aan de Middenlaan slechts tijdelijk het geval is. In beide gevallen is de ligging der woningen ten opzichte der hemelstreken volkomen dezelfde, bij A is de lichtinval veel gunstiger dan bij B. De Directeur der Openbare Werken en Bedrijvpn. w. g. W. v. VEEN. Wat de ontheffing van de firma Ph. P. van Baak betreft het hoofdverschil tusschen het advies van den heer Directeur en het onze is, dat eerstgenoemde meent, dat de toetreding van licht en zon tot sommige woningen in de Coehoornstraat en tot de daarbij behoorende open plaatsjes en tuimjes blijvend zeer ongunstig wordt door de plaatsing van een hoogen gevel (9.50 M over on geveer 13.80 M. lengte. Dat toetreding van licht en lucht bij een bebouwing van eenig perceel minder gunstig wordt, zal in den regel 't geval zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1915 | | pagina 284