VII. Mededeelingen omtrent de toepassing van de
artikelen 12 en 57 der Armenwet.
VITa. Mededeelingen omtrent dubbele bedeeling met
vermelding van hetgeen omtrent de uitreiking
door ééne instelling is overeengekomen.
10
le lid der Armenwet. Wij schreven daarbij, en herhalen dit
hier nogmaals, „dat den arme steunen eene deugd is, doch
„den arme uit zijnen toestand opheffen haar verre overtreft'
Green pogingen zullen wij achterwege laten om te beant
woorden aan dat gedeelte der taak ons opgedragen bij art.
5G, le lid, sub 6.
Het aantal instellingen van weldadigheid dat gebruik
maakte van de bij art. 12 der Armenwet aangeboden gele
genheid tot het bekomen van inlichtingen omtrent personen
die zich tot het bekomen van onderstand hadden aangemeld,
bedroeg 7 namelijk zes kerkelijke en een bijzondere.
Van deze zeven instellingen kwamen te zamen 98 schrif
telijke aanvragen om inlichtingen in.
Drie-maal kwamen verzoeken in van liefdadigheidsinstel
lingen om in kennis te worden gesteld omtrent verdiend
loon. (art. 57 Armenwet).
Door 7 particulieren werd verzocht ingelicht te worden
omtrent personen, die tot het bekomen van ondersteuning
zich aan hunne woningen hadden aangemeld.
Aan alle deze verzoeken werd voldaan de mededeelingen
daarvan werden schriftelijk verstrekt.
Zooals wij reeds hiervoor bij hoofdstuk V van dit verslag
melding maakten werd bovendien door vele particulieren ten
bureele van den secretaris mondeling inlichtingen gevraagd,
zoowel art. 12 als art. 57 der Armenwet betreffende.
Dat niet geregeld wordt voldaan aan den inhoud van den
laatsten zin van art. 12 sub 1 der Armenwet is ons reeds
een enkele maal gebleken
Voor wat de dubbele bedeeling betreft zijn wij niet in de
gelegenheid de juiste opgaven te verstrekken, maar aangezien
bij aanschrijving van Zijne Excellentie den Minister van
BinnenSandsche Zaken van 10 October 1913, No. 1037, afd.