Geiten- en schapenvleesch. Terwijl bij de slagers ook versch vleesch verkrijgbaar was, vond het gezodten vleesch weinig aftrek later toen alléén gezoujten varkensvleesch verkrijgbaar was, ging net grif van de hand. Voor het niet nakomen van de gegeven voorschriften betreffende den verkoop van varkensvleesch werden dit jaar aan twee slagers de varkens voor eenigen tijd onthouden. Eenmaal werden aan een slager, voor het niet voldoen aan de door den keurmeester gegeven aanwijiziing, voor korten tijd eveneens de varkens onthouden. Op het einde van dit jaar werd met de distributie van de varkens voor de omliggende gemeenten een aanvang gemaakt, waardoor de werkzaamheden aanmerkelijk werden uitgebreid. De toestand der slachtplaats laat veel te wenschen over. Tweemaal werden pogingen aangewend een andere slacht plaats te verkrijgen, echter zonder succes, zoodat in het jaar 1917 slachting enz. van de varkens, de oude toestand nog bestendigd is. Het eenige, en afdoende middel, dat verbetering brengt niet alleen voor deze slachtplaats, maar voor alle in de stad aanwezige slachtplaatsen, is de oprichting van een naar de eischen des tijds ingerichte Abattoir. Voor wat betreft het aantal geslachte z.g. Regeer in gs- varkens, enz. zie daarvoor het verslag van het Levens- middelenbedrijf. In 1915 werden geslacht 123 schapen en 347 geiten. In 1916 werden geslacht 698 schapen en 306 geiiten. Alzoo vermeerderd gebruik van 534 schapen en geiten. Dit vermeerderde gebruik vindt zijn oorzaak, doordat dii vleesch veel goedkooper is dan eenig ander vleesch. In vroeger jaren was het verbruik van bovengenoemd vleesch zeer gering. Van gemeentewege werd in de maand December de ver koop van schapenvleesch ter hand genomen, en de boterhal voor dezen verkoop ingericht. In deze maand werden aldaar verkocht 40 schapen, en werd de verkoop in 1917 voortgezet met toenemend debiet. De verkoop moest worden gestaakt daar de verlangde kwaliteit vleesch niet anders dan tegen zeer hoogen prijs

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1916 | | pagina 249