17
volge art. lib der Woningwet voorgeschreven verbeteringen
niet aangebracht waren.
Gedeputeerde Staten hadden in een uitvoerig schrijven in 1915
aan Burgemeester en Wethouders als hunne meening te kennen
gegeven, dat de onbewoonbaarverklaring van de woning Konin
ginnestraat 97 gehandhaafd, doch van die van de woning Konin
ginnestraat 97a ingetrokken diende te worden, zulks conform
het advies van den Inspecteur der Volksgezondheid, den heer
li. C. H. Schüngel, waarop Burgemeester en Wethouders den
25 Mei 1915 onze Commissie om advies vroegen over dat
schijven.
Zij adviseerde de onbewoonbaarverklaring van de woningen
Koninginnestraat 97 en 97a, gedaan bij besluit van den Raad
der gemeente Breda dd. 28 September 1912, te handhaven.
Gedeputeerde Staten handhaafden daarentegen in een uitvoerig
schrijven aan Burgemeester en Wethouders hunne vroeger geuite
meening en adviseerden tot intrekking van het besluit tot onbe
woonbaarverklaring van de woning Koninginnestraat 97a.
Burgemeester en Wethouders vroegen onze Commissie daar
over nader advies den 10 Juli 1916.
Dit advies luidde als volgt
„gezien het schrijven van Gedeputeerde Staten van Noord-
Brabant dd. 4 Juli 1916 G nr. 101, le Afd.,
overwegende,
dat de motiveering van het Besluit tot onbewoonbaarverklaring
van de woning Koninginnestraat 97a, eigenaar A. J. van Gils,
wellicht niet voldoende doet uitkomen dat tengevolge van het
niet aanbrengen der voorgeschreven verbeteringen de aangeduide
gebreken zoodanig zijn verergerd dat de woning onbewoonbaar
moet worden geacht,
dat in het belang der volksgezondheid het wenschelijk is eene
oplossing van het verschil met Gedeputeerde Staten te bevorderen,
ten einde zoo spoedig mogelijk eene verbetering van den voor
de gezondheid nadeeligen toestand in genoemde woning te ver
krijgen,
heeft de eer, onder terugzending der overgelegde stukken te
adviseeren
1°. gevolg te geven aan het advies van Gedeputeerde Staten
en een besluit bij den Raad uit te lokken tot opheffing