4 m hadden voldaan en die wij dus onder de zoogenaamde ab solute verzuimers zouden moeten rangschikken. 1 Re i' is in den regel de zucht naar bijverdiensten door het kind als de hoofdoorzaak van het verzuim aan te merken. Wij willen niet ontkennen, dat er omstandigheden zijn, dat de verdiensten van een kind voor het gezin een on misbare factor vormen, om hen voor gebrek te behoeden, doch ook hier doet zich weer het eigenaardige verschijnsel voor, dat dergelijke verzuimen liet meest voorkomen in die gezinnen, waar men het over het algemeen met de leer plichtwet toch zoo nauw niet neemt. Gewoonlijk zijn het ouders, die reeds meermalen met onze commissie in aan raking kwamen en het er eindelijk maar eens op wagen hunne kinderen voorgoed aan de leerverplichting te ont trekken in de hoop, dat slechts eene geringe boete door den strafrechter zal worden opgelegd, waartegenover als com pensatie staat de vrij goede verdienste, die het kind reeds weken en maanden zelfs in het gezin heeft ingebracht. Ook in deze gevallen is eene strenge en vlugge berechting van de strafzaak liet eenig middel, om hierin verbetering te brengen. Hiermede zouden wij dit jaarverslag kunnen eindigen, doch alvorens daartoe over te gaan, wenschen wij nog een woord van welgemeenden dank te brengen aan allen, die ons in het afgeloopen jaar in de vervulling onzer taak de behulpzame hand hebben geboden. Op de eerste plaats aan de hoofden der openbare en bijzondere scholen voor de in lichtingen, die zij ons steeds zoo welwillend verschaffen en verder aan den lieer Ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het Kantongerecht alhier voor de verstrekte opgaven van veroordeelingen wegens overtredingen der leerplichtwet, waardoor wij meermalen in staat zijn de ouders van het ongeoorloofde hunner handelingen te overtuigen. Moge deze steun ons ook in volgende jaren niet worden onthouden. De commissie tot wering van schoolverzuim, P. VAN DER LINDEN, Voorzitter. A. J. VAN SON, Secretaris. Breda, 21 Maart 1917.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1916 | | pagina 508