b. met het door het Fondsbestuur genomen besluit dat
verdiend loon, uitkeering en bijslag of uitkeering: en bijslag
alleen het normaal loon niet zou mogen overschrijden.
10
De Gemeente gaf op de uitkeeringen der kassen 103
bijslag. De uitkeetringen bedroegen
f 3.per week voor gehuwden en kostwinners.
f 2.anderen en
f 1.personen beneden 20 jaar, mits
niet gehuwd en geen kostwinners.
.Personen die gedeeltelijk werkloos waren, ontvingen eene
gedeeltelijke uitkepring, berekend naar de bepalingen van
bovengenoemd artikel 6.
Bij het doen van uitkeering en bijslag werd rekening
gehouden
a. met het .reglementair voorschrift dat het gezamenlijk
bedrag van loon, uitkeering en bijslag, in geen gei val zou
overschrijden het bedrag van 3 maal de vastgestelde uitkee
ring ad f 3.f 2.of f 1.
c. met de eischen van wachttijd en verdere voorschriften
ter zake bestaande.
Ten einde algeheel© uitputting der kassen te voorkomen,
was onder de noodregeling bepaald, dat zoodra het vermogen
eener werkloozenkas tot minder dan 25 van haar saldo
op 1 Augustus 1914 zou zijn gedaald, de uitkeering geheel
voor rekening van het werkioozenfonds zou geschieden.
Later, bij circulaire van 27 December 1915, werd wederom
bepaald, dat bijaldien de vermogens der kassen wederom
waren gestegen, de kassen zelfs wTeer de uitkeeringen zouden
moeten overnemen met ingang van de week, die aanving
met 3 Januari 1916, of zooveel later als het vorenbedoelde
geval zich ten aanzien van elke kas zou voordoen.
Het Rijk zou aan de gemeente vergoeden ten minste de
helft van het bedrag:, waarmede de uitgaven van het Fonds
75 van het door de gemeente vastgestelde crediet zou
ovetrschrijden.
Ten aanzien van tijdelijke met het oog op de noodrege
ling opgerichte fondsen moest daar/onder worden verstaan
het bedrag, waarmede de uitgaven van het Fonds zonden
overtreffen het geheel door de gemeente aan het Fonds ver
leende crediet, zijnde 75 der saldi op 1 Augustus 1914.
welke 75 later zijn vastgesteld op f 1361,49.