36
perkt was en voor de telegraafposten van 1 Jan20 Au
gustus, enz.
Bijlage C.
N°. 601. 5 December 1916.
Aan
den Raad der gemeente Breda.
j
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda heeft
zich reeds eenogen tijd bezig gehouden met de bestudeering
van het havenbedrijf in de Gemeente, en het wil haar voor
komen, nu Breda in hare onmiddellijke omgeving zich op
handels- en industrieel gebied meer en meer ontwikkelt,
waardoor het verkeer toeneemt, en bovendien Breda gewor
den is het centrum waarop de verkeersmiddelen uitlioopen
en waardoor zij als het ware de stapelplaats is voor de
omliggende Gemeenten, welke niet direct aan het groote
verkeer zijn aangesloten, dat het een eerste vereischte is,
dat de plaatsen alwaar de goederen geladen en gelost kun
nen worden, zoo volmaakt mogelijk zijn ingericht en zich
bevinden op de meest geschikte punten van de gemeente.
Dit laat echter jammer genoeg thans veel te wenschen over.
Immers tot nu toe zijn als laad- en losplaats aangewezen
voor de vaste stoomvaartlijnen BredaRotterdam en Breda
Amsterdam een gedeelte van de Nieuwe Prinsenkade en
de Haven, terwijl voor de overige alhier niet periodiek
terugkeerende schepen nu eens deze, dan weder die plaats
wordt aangewezen, welke echter behalve de Haven, steeds
hetzij wegens geringen diepgang van, het vaarwater, hetzij
wegens gemis van beschoeiing zeer weinig tot laden en
lossen geschikt is. 1 I I
Volgens onze meening moest Breda afgezien van de
gelegenheid welke steeds moet worden opengelaten aan in-
dustrieelen om schepen te lossen, alwaar het hun het meest
geschikt voorkomt, in het bezit zijn van twee algemeene
losplaatsen.
Eene laad- en losplaats voor volle scheepsladingen, welke
ons inziens bet best te maken waren aan den Oranjesingel
en welke zoo noodig ook voor het laden en lossen van stuk
goederen zou kunnen worden ingericht. De ligging aan/een
ruim terrein, geschikt tot berging der geloste goederen, in
de nabijheid van een der meest nijvere wijken der Gemteente