SI
Art. 7.
De melkverkooper is verplicht, wanneer zulks door Burge
meester en Wethouders wordt verlangd, binnen een door
hen te stellen termijn eene verklaring van een Rijksveearts
over te leggen, waaruit blijkt, of het vee, waarvan de melk
afkomstig is, al dan niet verkeert in een der gevallen, in
artikel 2 sub a vermeld.
Art. 8.
Indien aan Burgemeester en Wethouders blijkt
a. dat gehandeld is in strijd met artikel 2
b. dat de in artikel 7 bedoelde verklaring niet binnen
den bepaalden tijd is overgelegd of niet gunstig luidt
c. dat melk wordt verkocht, die gevaar voor de gezond
heid kan opleveren
is de betrokken melkverkooper verplicht, zoodra Burge
meester en Wethoudeis hem zulks gelasten, den verkoop
van melk te-staken.
Desnoods kunnen Burgemeester en Wethouders bij niet-
opvolging van het verbod, den verderen verkoop beletten.
Art. 9.
De melkverkooper is verplicht den verkoop van melk te
staken, indien zich in het gebouw, bedoeld in artikel 6 sub
2e, of in zijne woning, eene bij de wet of een Koninklijk
Besluit aangewezen besmettelijke ziekte voordoet. Hij geeft
hiervan, onverminderd liet bepaalde bij artikel 19 der wet
van 4 December 1872, Staatsblad 134, zooals die wet later
is gewijzigd, onverwijld schriftelijk kennis aan Burgemeester
en Wethouders, die den verkoop van melk verbieden en
desnoods beletten kunnen, zoolang hun niet blijkt, dat het
gevaar voor besmetting is geweken.
Het bepaalde in dit artikel is ook toepasselijk, wanneer
zich een der in het vorige lid bedoelde besmettelijke ziekten
voordoet in de woning van een persoon, die met een of
meer handelingen als genoemd in artikel 1 is belast.
Art 10.
De melkverkooper is verplicht te zorgen, dat aan het ge
bouw, bedoeld in artikel 6 sub 2e, boven of ter zijde van