Dit wat betreft de in het eerste gedeelte van dit verslag
vermelde „armenzorg als maatregel van politie."
Wat de „gewone armenzorg," vermeld in het tweede
gedeelte van dit verslag, betreft kunnen wij melden dat de
ontvangsten vrijwel gelijk zijn aan die van 1916.
Aan grondrenten (door hoogeren roggeprijs) en aan
bijdrage in de bestedingskosten, werd opvolgend meer
ontvangen dan in 't voorgaande jaar ruim f 1S2.en
f 20.daarentegen waren de ontvangsten aan collecten,
armgelden van notarissen en woninghuur, opvolgend f 100.
f 19.en f 37.70 minder.
De uitgaven aan gewonen onderstand, dus niet medege-
rekend die, voortvloeiende uit de rente van de daartoe
vermaakte kapitalen bleven f 238.62beneden die van 1916;
de kostgelden der bestedelingen daarentegen waren ruim
f500.hooger, hetwelk een gevolg was van den verhoogden
bestedingsprijs.
Voor het onderhoud der gebouwen was eene meerdere
uitgaaf van ruim f 200.noodig, zijnde het gevolg van
de plaats gehad hebbende buitengewone werkzaamheden,
hiervoor bij „staat en onderhoud der gebouwen" nader
omschreven.
Van de onze administratie toegekende subsidie der ge
meente, bedragende f 4000.is slechts f 3800. - noodig
geweest en ontvangen.
Een en ander bij elkaar genomen, komt men tot de
overtuiging dat de toestand van het armwezen over 1917
niet ongunstig is te noemen.
Ter aanvulling van dit verslag en om daardoor te doen
zien welke uitgaven van de gemeente en van het burgerlijk
armbestuur te zamen voor de verzorging der armen zijn
noodig geweest, laten wij hieronder volgen de ontvangsten
en uitgaven, betrekking hebbende op de „gemeentelijke" of
„armenzorg als maatregel der politie" vermeld in het eerste