10
B. Het College van dagelijksch bestuur.
Voormeld sol lege - was op 31 December 1918 samengesteld
uit de hoeren
Mr. W. G. A. van Sonsbeeck, burgemeester, benoemd bij Ko
ninklijk besluit van 30 October 1918, no. 37, miet ingang van
1 Januari 1919.
C. J. A. Broos, wethouder.
J. Lijdsman, wethouder.
W. J. H. Feber, wethouder.
Wethouder Lijdsman was met de heeren L. M. Beekers, oom
mies (als hoofd) ten kantore van den burgerlijken stand en
A. J. van Son, (hoofdcommies ter secretarie), ambtenaar van
den burgerlijken stand.
Bij raadsbesluit van 3 Augustus 1912 is alsnog tot vierde
ambtenaar van den burgerlijken istjapd benoemd de heer M.
J. M. Nelissen, adjunct-qomhiies ten kantore Valn den bur
gerlijken stand en bevolking.
Aan den beer mr. E. O. J. M. baron van Höviell' tot Wes-
terflier werd bij raadsbesluit- Va;n 21 October 1918 op zijn
verzoek eervol ontslag verleend lals onbezoldigd ambtenaar van
den burgerlijken stand.
Secretaris :H. H. Jonkergouw, benoemd bij raadsbesluit van
20 Juni 1908.
Ontvanger: mr. F. Th. H- Cerutti, benoemd bij' raadsbesluit
van 12 December 1914 met ingang van 1 Januari 1915.
Mutatiën in den Baad en in het dagelijksch bestuur.
Bij Koninklijk Besluit van 27 September 1918 is aa;n Mr.
E. O. J. M. baron van Hövell tot Westerfliier ontslag verleend
als burgemeester, met ingang Van 1 November 1918, wegens
zijne benoeming tot Commissaris der Koningin in de provin
cie Limburg.
Wethouder J. C. Cramer us nam zijn ontslag bij brief van
19 December, waarna, in de raadszitting v'an 27 December in
zijne plaats werd benoemd de beer W. J. H. Feber-
In de plaats van de heeren A. van Bavel en C. L. Stule-
meijer werden tot raadsleden gekozen de heeren N. J. H. Van
Groenendael en A. Schra-uWen.